Demion

Members
  • Aantal bijdragen

    139
  • Geregistreerd

  • Laatst bezocht

Berichten geplaatst door Demion

  1. Dat je opeens op magische wijze psychedelische patronen ziet verschijnen in de bodem van je wasbak, terwijl je erin staat te plassen. Natuurlijk had je twee uur geleden een lsd-trip genomen, maar toch: het blijft een speciale ervaring. Sta je daar, volledig overdonderd door wat je overkomt, naar dat afvoerputje te staren, als daar langzaam en statig een veelkleurige draaikolk van langzaam in zichzelf draaiende iriserende kleuren en patronen steeds opnieuw zichzelf uitvindt en eindeloos, echt èindeloos fascinerend is... Tenminste, zoièts, in elk geval.

     

    Want in werkelijkheid heb je geen idee. Wat de wereld is, of je plaats daarin, of je misschien wel krankzinnig bent. Want het alternatief, dat alle ànderen dat zijn, lijkt meer en meer onwaarschijnlijk... Pijnstilling, dat is wat nodig is. Ontsnapping. Verdoving. Niets meer voelen, dan het effect van de drugs. Wij zijn allen junks.

     

    En zo trip ik vrolijk verder. Mijn wereld is grenzeloos, mijn nieuwsgierigheid eindeloos. Naar alles, iedereen, altijd. Geestvermogen.

     

    Alles is altijd nieuw.

     

    Vandaar de verwondering.

     

    :)

  2. Mijn naam is Ichabod Kraan. Ik ben wat u noemt een sprookjesfiguur. Op de oude vergeelde bladzijden van menig dik boek beleef ik avontuur na avontuur en haal de gekste fratsen uit. Zo was ik onlangs nog verzeild geraakt in een groot en donker bos. Ik was op weg naar een tovenaar. Een woeste man met een woeste baard en een heilig vuur in zijn ene oog; hier viel niet mee te sollen! Desondanks had ik met dit onguur sujet nog wel een goudrenet of twee te schillen. Hij had me knollen voor citroenen verkocht en een kat in de zak gedaan, en tegen de tijd dat ik thuis was gekomen was ik veranderd in een magische boon. Ik heb daarop mezelf maar geplant en zo werd ik Ichabod Kraan: een toegewijd sprookjesfiguur.

     

    Aldus in mijzelf wat mijmerend liep ik bij boom drie de hoek om en daar stond op mijn pad een huizenhoge spin. Wel acht meter hoog was hij, met grote harige poten die stonden als een huis.

    'Een goedendag, meneer Spin!' zo sprak ik beleefd. (Ik wist dat het een meneertjesspin was omdat ik tussen de achterste twee van zijn poten een stel guitige teelballetjes in de wind had zien swingen.)

    'Waarmee kan ik u van dienst zijn vandaag?' zo zei ik, en stelde mij daarmee coulant en toeschietelijk op.

    'Welnu, gij pietluttig mensenkind!, zo sprak de spin met zware stem, 'ondanks dat ik u wel amusant vind, had ik gedacht dat gij liever als lunch zou fungeren!'

    'Nou nee, meneer Spin' riposteerde ik kek en gevat, 'dat zal helaas niet gaan! Ik moet met gezwinde spoed vandaag nog een magisch hoofd van de romp gescheiden weten en u, met uw harige poten, u zult mij daarbij niet in de weg staan!'

    'Maar ik zie niet in', zo sprak de spin, niet in het minst geïntimideerd, 'hoe gij enige keus zal hebben? Ik ben een grote spin, en gij slechts een klein onderkruipsel!'

    'Dat is misschien wel waar', riep ik toen, '...maar ik heb dit!' en ik haalde vanonder mijn mantel een tot dan toe verborgen vlijmscherp zilver zwaard en hieuw met een ferme slag zijn beide arachnotestikels pardoes in twee. Prompt begon meneer Spin door merg en been te krijsen en wist van ellende niet meer waar ie het zoeken moest, waarop hij zich maar in de dichtstbijzijnde lavaput stortte. Aldaar lag hij met de poten omhoog op zijn rug nog even wat weg te schroeien.

    'Opgeruimd staat netjes!' sprak ik opgewekt en monter flierefluitend vervolgde ik mijn weg.

     

    Na nog wat vage omzwervingen was ik dan toch bij het huisje van de tovenaar aanbeland. Het was een klein en geniepig trollenkrotje, in alle richtingen giftig dampend van een welhaast tastbaar afgrijzen. Voorts was het nog voorzien van een gevaarlijk slijmerig dakje en een schots en scheefstaande schoorsteen die maar dikke wolken rottend kookvocht het donkere bos in bleef braken. Spinnen zo groot als voetballen kropen door het overwoekerend struikgewas en joegen daar op pluizige kittens, om ze dan piepend en wel met hun kwijlende kaken uit elkaar te rijten. Niet echt een gezellig sfeertje, zullen we maar zeggen. Natuurlijk had de tovenaar mijn aanwezigheid al opgemerkt en nog voordat ik goed en wel goedendag had kunnen zeggen kwam hij al luid krijsend uit zijn donker hol gestoven, om mij terstond in allerlei archaïsche talen met hel en doemenis te vervloeken. Kalm en onaangedaan, beschermd als ik was door een zalfje van Tegen-Alle-Spreuken.dot.com nam ik uit mijn knapzak een doorgeladen Beretta APX tevoorschijn en schoot van dichtbij acht dumdum-kogels in zijn ene oog. Gorgelend stortte hij ter aarde. Met een kille blik in mijn doffe ogen boog ik mij voorover.

    'Je had niet met me moeten fukken, maat' siste ik in zijn dooie oor. Terwijl ik nonchalant wegliep wierp ik nog een granaat over mijn schouder. Als het trollenkrot met een krachtige explosie aan gort werd geblazen sprong ik op de rug van mijn tyrannosaurus, en samen banjerden wij richting de einder, op zoek naar een nieuw avontuur. Ach, zo zal het altijd wel gaan. Mijn naam is Ichabod Kraan, een toegewijd sprookjesfiguur.

     

    :)

  3. Dus dat president Frump, president Folsonaro, president Fassad, president Kim Jong-Fun en natuurlijk president Foetin de vettige handjes ineenslaan en rigoureus besluiten elkander te bestoken met zestienduizend nucleaire bommen en daarmee heel het leven op Aard in èèn klap uitroeien.

     

    Dat zou zomaar kunnen.

     

    Maar ach, gaat het niet die kant op, dan zakt binnenkort wel de complete ijskap van Groenland in èèn keer de zee in, waardoor wereldwijd het zeeniveau in èèn klap met zes meter stijgt.

     

    Zie je, het is dààrom dat wij, als mensheid, nog niet benaderd zijn door welkeender ander ruimte-ras dan ook: geen van hen, althans niet in onze sector, kwam ooit voorbij het punt waarop wij ons nu bevinden: dat ons aantal zò groot geworden is dat wij ons eigen planeet volledig verwoesten.

     

    Dus dit, lieve mensen...

     

    ...is ons gezamenlijk einde.

     

    Enjoy.

     

    :)

  4. Er zat een slak in het mais. Zijn naam was Jakob.

     

    Jakob leidde een goed leven. Er was voedsel zo ver zijn ogen op hun steeltjes reiken konden en nòg veel verder, en in deze schemerwereld van onnatuurlijk dicht opeen staande stammen van maisplanten waagde zich geen natuurlijke vijand. Zich aldus onbekommerd volvretend groeide Jakob uit tot een slak van waarlijk epische proporties. Eerst nog maar enkele centimeters, maar al snel waren het er tien, toen twintig... Binnen een paar weken was Jakob al een halve meter lang, en het huisje op zijn rug, dat proportioneel met hem mee groeide, woog inmiddels zestien kilo. En Jakob vrat maar en hij vrat maar, en groeide vrolijk verder. Een steeds luider wordend 'tjomp-slobber' kon des avonds en nachts uit het maisveld worden waargenomen, als Jakob met zijn slappe natte slakke-kaken meer en meer maisplanten in z'n geheel naar binnen schrokte. Naarmate zijn lichaam groter werd groeiden zijn hersens natuurlijk ook, en hij kwam al snel op het lumineus idee om zich alleen nog maar in de duistere uren op zijn alomvattend vreetwerk te storten, zodat hij des ochtends zich schielijk in zijn kalkstenen bunker kon terugtrekken. Die legde hij, heel clever, elke morgen plat op zijn zijde, zodat hij nog minder opviel. Dat, plus het feit dat het hier een genetisch ernstig gemodificeerde maissoort betrof, die tot wel drie-en-een-halve meter hoog kon groeien, maakte dat het bijzonder lang duurde voordat Jakob door de buitenwereld werd opgemerkt.

     

    Op een mooie zomeravond fietste Mathilda op haar omafiets langs de eindeloze maisvelden. Zeventien lentes jong was zij, en zo mooi en puur als een zijden lelie in een bad van honing. Zoals dat gaat met die jeugd van tegenwoordig was haar aandacht helaas geheel niet op haar omgeving maar op het schermpje van haar telefoon gericht, en samen met de draadloze oordopjes in haar lieflijke oorschelpjes zorgde dat ervoor dat zij zich geenszins bewust was van het feit dat slechts een paar meter van haar verwijderd zich een slak bevond van twaalf meter lang, drie meter breed en zevenduizend kilo zwaar. Zouden wij een blik als van hoog boven naar beneden werpen, dan zouden wij zien hoe Jakob in een paar maanden tijd het enorme maisveld van binnen naar buiten in steeds groter wordende concentrische cirkels had kaalgevreten, en nu was hij aanbeland bij de laatste paar rijen. Zijn enorme slobberkaken openden zich en zogen als het ware hele rijen planten tegelijk naar binnen, en opeens hadden zijn bolle ogen, nu zo groot als skippyballen, vrij zicht op de fietsende Mathilda.

    'Wel, verrek', dacht Jakob. 'Wat is me dat voor een vreemd wezen?'

    Hij slobberde langzaam naderbij en liet daarbij de grond trillen onder zijn immense gewicht.

     

    Mathilda voelde iets trillen en keek op. Een twintigtal meters verderop werd de weg versperd door een gigantische slak, die met langzaam heen en weer deinende grote bolle ogen op haar neerkeek. Mathilda's mond zakte open. Haar telefoon gleed uit haar hand en kletterde op het wegdek. Haar ogen werden groot als schoteltjes. Ze vergat te gillen. Dit was... Nee.

     

    Er weerklonk een luidruchtig 'tjomp-slobber' en weg was Mathilda. Levend en wel verdween zij met het hoofd vooruit in de dikke donkere slijmerige ingewanden van Jakob, alwaar zij in een mum van tijd door een giftige soep van zoutzuur en maisresten verteerd werd tot er niets meer van haar overschoot dan een zijdeachtig pulpje. Jakob trok een gezicht, rekte zijn enorme kaken van links naar rechts en met een grondige rochel spuugde hij Mathilda's omafiets weer uit.

    'Wel, verrek' zo dacht hij verrukt, 'dat smaakt... haast naar honing!'

    Hij draaide zich om en begon richting de ondergaande zon te slobberen, op zoek naar nieuwe maisvelden. En wie weet, misschien waren er nog wel meer van die vreemde kleine honingwezens... Mathilda's fiets bleef op het wegdek achter. Het omhoog gestoken voorwiel draaide nog een tijdje rond en bleef toen stilstaan.

     

    :)

  5. Drentelen

     

    Er zaten wel twintig kraaien

    in het grasgroen heuvelland

    vrolijk krassend naar elkaar

    wijl nu eens die, en dan weer deze

    zich sierlijk uit het gras verhief

    om naar even verderop te vliegen

    schijnbaar, zomaar

     

    In de verte ligt het land

    zonbeschenen lui te zijn

    dit is de wijd open wereld

    en de hemel boven mij

    is ultramarijn

     

    Het is lente in de winter

    sluit mijn ogen, en geniet

    kraaien krassen in de verte

    maar het deert me niet

     

    :)

  6. Constitutionele heropstartprocedure


     

    Exceptionele manuele transfiguratie
    pseudo-mentale herijkingsmechanica
    affreus nefarieuze neuzelarij
    en kleine zwarte balletjes
    maar geen pingpongtafel, edoch
    klossende ossen hunner harige staarten
    dobberen statig gestaag door de straat van Gazpacho
    hartig gegarneerde quiche van artisjokken
    dromerig zo romig werd het dessert
    elk een kelk dromedariskarnemelk
    dan, vooraleerst nog met ferme tred
    doch alras naarstig een spurtje getrokken
    en route du tranquil kabbelend loo
    oh het porseleinen pretcloset
    waar ruig de huig nog vernacheld
    langs rancuneuze regurgitatis
    dwarreldampende bonificaties
    en andere helse overpeinzingen
    smeuïg de boventoon voeren
    vermits dewelke, dat had u krek gevat
    een verrekte trek te stillen had!


     

    Bonen, bonen appetijt!


     

    :)

  7. Gedachtestromen

     

    Beurtelings bewegen mijn benen zich langs elkander. Zoals dat hoort, bij het lopen. Ik observeer dit. Ik observeer dat ik dit observeer en ik denk: ik ben godverdomme goed bezig. Maar of ik het ga halen, dat weet ik nog niet. Mijn einddoel: het thuis zijn. Waar het warm is, en muziek. En de wereld? Wat is de wereld? De wereld is overal om mij heen. Dat om te beginnen. Verder kan ik rapporteren dat in het dorp alles vredig lijkt. De hemel boven mij kleurt langzaam donker, de dag loopt op zijn einde. Een nieuwe lente is begonnen.

     

    Zoals over het algemeen wordt aangenomen dat de Aarde met haar zwaartekrachtveld mij aan zich gebonden houdt zou ik net zo goed kunnen beweren dat ik het zelf ben die zich vrij door de ruimte beweegt en het de Aardplaneet is die aan mijn voeten hangt, en geen mens ter diezelfde planeet, hoe schrander hij of zij zichzelf ook achten moogt, zal van enig tegendeel bewijzen kunnen. Ik ben mijn eigen God.

     

    De fijnmotorische coördinatievaardigheden die vereist zijn bij het bijvoorbeeld rollen van een jointje, alsook het enigszins consequent de juiste toetsen op het bordje weten te raken hebben de neiging na drie dagen achter elkaar wakker te zijn geweest danig aan exacte precisie en doelgerichtheid in te leveren op zichzelf, doch het dichtmachientje, dat wonderbaarlijke verhalen vertellende apparaatje achter mijn ogen functioneert in hoge mate. De ene na de andere als zachte stroop vloeiende volzin rolt als kandij voor de geest via mijn toetsenbord de wijde wereld in. Milde zinsneden dartelen zichzelf vervoegend over het digitaal papier van het scherm en door uw helder stralend bewustzijn, waarde lezer.

     

    Beurtelings bewegen mijn benen zich nog altijd langs elkander. Zoals dat hoort, bij het lopen. Ik ben nu bijna thuis. Daar doemt in de verte al het mergelstenen kasteeltje op dat ik sinds jaar en dag mijn bescheiden onderkomen mag noemen. Althans, het schattig kleine zolderappartementje daar bovenin, waar dat zachte licht door het raam naar buiten schijnt. Ik ben bij de poort aangekomen. Ik toets geheel foutloos de juiste code in op het kleine paneeltje en het hek schuift aangenaam loom en iets van krakend aan de kant. Kom binnen, lijkt het te zeggen. Welkom thuis.

     

    :)

  8. Het waften der sporadische gelukkeling

     

    Kent gij de psychonaut? De zeevaarder van de ziel, zoals zijn ware naam luidt, brengt graag zijn door God gegeven tijd van leven op deze mooie Aardbol door met het onder invloed van een scala aan psychedelische en vaak ook hallucinogeen-entheogene heksendranken en kruidenmengsels doorsurfen zijner eigener geest-universum, van diens diepste krochten tot helemaal hoog de hemel in. Psychedelisch is van de geest geopenbaard, hallucinogeen is eindeloos veel kleurtjes en indrukwekkende visioenen en entheogeen, dat is afkomstig van de god in onszelf. Zoals de wijsheid van de sjamaan onder invloed van de groene godin Datura ons tienduizend jaar geleden van het duister van de grot naar buiten begeleidde, zo is heden ten dage uw dichtstbijzijnde dealer of smartshop leverancier geworden van wat wel geestverruimend genoemd wordt: spirituele explosie, uitgebreid ervaren en hogere inzichten. Het zacht zwevend overschrijden van veelal volstrekt imaginaire grensgebieden, alleen om te ontdekken wat daar nog achter ligt: nieuwe werelden, eindeloos veel. Voortgedreven door een diepgewortelde nieuwsgierigheid naar de aard van het wezen danst de psychonaut langs de eindeloze kustlijn van zijn innerlijke wereld. Wat is daar nog, zo wil hij weten, daar achter de horizon van dat donker woelig water dat zich uitstrekt voor zover het derde oog kan zien? Welke stralende godheid of gloeiende demon wacht daar op hem, en wat hebben ze voor hem meegebracht? Duivelse zwarte nachtmerries of eindeloos zacht en vriendelijk licht, het is om het even, altijd al geweest: alles wordt ervaren ter verrijking van geest. Dus dans maar, zeeman van ziel, dans rond het kampvuur heel de nacht lang, dans in de ban van het licht van de vlammen, laat alles los en wees vrij...

     

    Kent gij het psychonautisch wezen?

     

    Het vrijwillig tot zich nemen van meerdere narcotische substanties achter elkaar en door elkander dient het best aan de ervaren psychonaut te worden overgelaten. Voor de beginneling in de illustere wereld van het illukraak consumeren der wonderlijke middelen mocht dit nog wel eens tot enige ongewenste en niet te benijden resultaten leiden. Dat men plots in het geheel niet meer weet waar nog naar zijner kluts te zoeken, alsook het niet langer in het bezit zijn van zijn voorheen zo voorradig vermogen om nog tot enig zinvol gewauwel te komen zijn maar enkele van de effecten die men verwachten mag, zo men niet een beetje oppast. Zijt gij echter zulk een sporadische gelukkeling dat gij in staat zijt gebleken ook na het nuttigen van verscheidene psychedelica nog steeds een samenhangend verband waar te nemen tussen de wereld van nu en die van een vluchtig moment geleden, prijst uzelf dan, niet uitbundig, maar bescheiden, gelijk uw zachtaardige aard is, want alleen dan doet zich een ongekende mogelijkheid voor zich in anderszins niet te kennen bewustzijnstoestanden te begeven, te zien wat daar wellicht nog voor vreemde wezens leven en waaruit hun motivaties en dromen en angsten bestaan, vooraleer gij later weer zij het dankbaar maar even naar die ware wereld terugkeren moest om te zien of daar nog steeds alles hard en reëel recht was.

     

    De effecten van alle substanties tezamen waften nu vredig door elkaar heen in mijn sponzige hoofd, als doen de wolkerigste gedachten de een na de ander zacht door elkander drijvend langs mijner wollige geest. Aan diepe sporen te zien is het een prachtig feestje gebleven en even blijf ik nog dromen van die donderende waterval aan beeld en emotie zoals ik de wereld beleef, soms in het zonlicht, soms in de willekeurige regen.

     

    Het nachtelijk uur schrijdt voort. De tijd verglijdt subtiel van seconde. Een enkele druppel bewustzijn valt voor eeuwig verlicht. Alles wordt eindeloos. Of is het dat altijd geweest?

     

    Dit was het sporadisch waften voor nu. Dit was het waftenfeest.

     

    :)

  9. Mannetje Sakkerloot

     

    Er was eens, ooit, in een twijfelachtig universum waar de dingen vaak net even iets anders liepen dan u gewend was, een mannetje. Mannetje Sakkerloot, zo heette hij. Niemand wist zeker of dat zijn echte naam was, maar iedereen noemde hem zo omdat hij voortdurend 'sakkerloot' zei. Te pas en te onpas. Echt, de hèle tijd. Tot je er een beetje tureluurs van werd. En eerlijk is eerlijk: sommige mensen werden dat ook. Hartstikke krankjorum, is misschien beter gezegd. Moordplannen werden er al gesmeed, door deze mensen. En kidnapplannen. Allerlei nare plannen. Het was dan ook vrij onsympathiek volk. Van de andere kant: geef ze eens ongelijk. Hoe vaak zou u op 'n dag 'sakkerloot' kunnen horen voordat het u grijs voor de ogen werd?

     

    Nu had Mannetje Sakkerloot het geluk dat hij in dienst was van de koning. Hij was bibliothecaris van de uitgestrekte verzameling boeken, perkamenten en papyrusrollen waarvan zijn vorst de trotse bezitter was. De bibliotheek bevond zich diep in de zompige kerkers en kelders van het oude kasteel. Tegen de klamme stenen wanden stonden metershoge boekenkasten zwaar door te buigen onder het immense gewicht van alle opgeschreven informatie die er op dat moment in de wereld te vinden was. Al snel voldeed de kastruimte niet meer en werden eeuwenoude manuscripten en rollen vol toverspreuken dan maar centraal op de koude tegelvloer opgestapeld. Na jaren van fanatiek verzamelen door zijn nobel broodheer waren de bedompte kelders en kerkers van het kasteel veranderd in een woud van wankele stapels en krakende bergen van kisten vol boeken, losse geschriften en stoffige aktemappen vol kladblaadjes met alchemistische berekeningen en de exacte locatie van Excalibur, het legendarische zwaard van koning Arthur himself, nota bene. Slechts schaars verlicht door enkele sputterende walmende olielampjes die met kettingen vanaf het ruwe plafond naar beneden hingen, de verstikkende damp van schimmel, oud vocht, rottend perkament en rattenkeutels plus het voortdurende instortingsgevaar zorgden er wel voor dat Mannetje Sakkerloot meestal het rijk alleen had, daar beneden. Dat vond Mannetje Sakkerloot helemaal niet erg. Enthousiast boekofiel als hij was kon hij eindeloos door die lange schimmige gangen vol meesterwerken dolen, dan eens hier een magisch naslagwerk oppakkend, dan weer daar een mysterieus geschrift in een vergeten taal ter hand nemend, en bij elke nieuwe fascinerende vondst klonk er weer een zacht gepreveld 'sakkerloot' door de ondergrondse gewelven.

     

    Mannetje Sakkerloot was gelukkig, daar in zijn verborgen universum van kennis en wijsheid en hij had daar best tot in lengte van dagen in zijn eentje kunnen rondscharrelen en 'sakkerloot' tegen zichzelf mompelen, maar dat zou maar saai zijn, nietwaar? Dus op een dag, toen aliens uit de ruimte het kasteel aanvielen met vreemde asymmetrische steampunk-ufo's vol stoommachines en analoge computers nam Mannetje Sakkerloot een voor velen onverwacht besluit. Terwijl robijnrode laserstralen het oude vermoeide kasteel in stukken en brokken uiteen lieten donderen en de doormidden gezapte lichamen van pages en narren en ander kasteelpersoneel langs de afbrokkelende muren naar beneden kwamen zeilen om her en der met luide vochtige pletsen neer te paffen gooide Mannetje Sakkerloot opgewekt een knapzak met daarin zijn belangrijkste bezittingen over zijn schouder en trok de wijde wereld in. Voordat hij de poort van het kasteel definitief achter zich dicht trok had hij nog èèn keer langs zijn geliefde boeken gedwaald. Dan had hij een olielampje van zijn ketting genomen en dat in de duistere diepte van de perkamenten canyons gesmeten. Heel even gebeurde er niets. Toen een luide woesj, een felle oranje gloed en een golf van zinderende warmte door de klamme kilte van de kerker. Mannetje Sakkerloot veegde een traan uit zijn oog, draaide zich om en liep weg.

     

    Als wij hem weg zien wandelen in de richting van een eenzame zonsondergang zien we tegen de achtergrond van zijn heen en weer deinende knapzak hoe de aliens de strijd tegen hun middeleeuwse tegenstanders effectief beslechten door het kasteel en zijn wijde omgeving met een plasma-inversie-bom in èèn grote geluidloze flits tot op kwantummechanisch niveau in de as te leggen.

     

    Mannetje Sakkerloot beleefde nog vele doldwaze avonturen en spannende belevenissen. Hij leerde ook iets minder vaak 'sakkerloot' zeggen zodat de mensen om hem heen niet meer onmiddellijk een gruwelijke pesthekel aan hem hadden en onbewust hun messen en dolken begonnen te slijpen als hij in de buurt was. Uiteindelijk vond hij in de late herfst van zijn leven zelfs nog troost in de boezem der liefde, alhoewel die vooraleerst aan Saartje toebehoorde. Samen betrokken zij een leegstaand konijnenhol in de Mistige Wouden en maakten daar hun thuis. Het muffe vochtige beschimmelde hol vol wormen en ander gewriemel deed Mannetje Sakkerloot met enige weemoed terugdenken aan zijn geliefde bibliotheek en hij voelde zich er al snel op zijn gemak. Saartje helaas niet. Die werd helemaal psychotisch in die klamme graftombe en moest uiteindelijk gillend en schreeuwend en wild om zich heen slaand en trappend, woest schuimbekkend en met rollende ogen afgevoerd worden terwijl ze halfnaakt en met een wilde haardos allerlei obsceniteiten uitkraamde in de richting van de ambulancebroeders. Behoorlijk dramatisch allemaal. Hierna trok Mannetje Sakkerloot zich steeds verder terug in de duisternis. Het konijnenhol begon langzaam te verzakken. De statige oude eik die al eeuwenlang met zijn knoestige wortels de ingang van het hol had bewaakt ging dood. Later werd het hele gebied platgegooid en kwam er een meubelboulevard. Van Mannetje Sakkerloot werd nooit meer iets vernomen.

     

    En toch... Er wordt gezegd, maar wie geloofd dat nog, dat als men op de heren-wc van de Ikea op een warme zomeravond toevallig eens zijn blaas staat te legen en dan zijn oor heel goed tegen het kalmerend mintgroen tegelwerk plakt èn een beetje geluk heeft, men nog steeds in de diepte een zacht en verbaasd gepreveld 'sakkerloot' kan horen.

     

    :)

  10. Sterren van Parallax

     

    Later als ik groot ben wil ik intergalactisch pornoster worden. Dat ik bij vele volkeren en rassen verspreid over een immens planetologisch imperium van wel drie parsecs in doorsnee bekend zal staan als 'Demion de Broeierige'. Een parsec is een afstandsmaat uit de astronomie en is 3.261.631 lichtjaar ver, dus kun je nagaan hoevèèl volkeren en rassen. En alleen in smààkvolle films, welteverstaan. Jawel. Dus niet van die kleffe zielloze vleesbeukerij zoals dat in die oude Aardse klassiekers nog wel eens te zien was, neen! Ik zou een heer van mijn vak zijn, een koene ridder op het erotische witte doek der verlangen, met zijn lans stram vooruit galopperend door de sensuele tuin der lusten uwer lendenen, oh vrouwe...

     

    Nou ja, zoiets, in elk geval. Iets met smaak. Een weloverwogen soft focus cameravoering, gedimd indirect diffuus licht, mysterieus hemels grijs omhoog kringelende Annapuraanse wierook, van Egyptisch zijde en Satirisch satijn bekleedde kussens belegd met pure rozenblaadjes, hedenochtend nog vers geplukt aan de oevers van de Oosterzee. Gelegen op een klein vroeg-Etruskisch schaaltje de eerste aardbeien uit de tuin, gedompeld in de eerste room van de koe. Druipend van smaak. Schuberts beroemde sonate 'Du sachte Herzen der Liebe und Freude' die zachtjes neerdrentelt uit smaakvol in de achtergrond weggewerkte high-end StereoSonic® luidsprekers. Een met het fijnste filligrijnzilver beëtste drankenkoeler staat beschaafd condenserend een fles Maron du Sud '98 te koelen, een van de drie laatste nog overgebleven exemplaren. Gerschtanowitzkristallen glazen natuurlijk, van honderd procent zuiver karaat, en op een zilver plaviertje daarnaast nog enige ronde toastjes met daarop smaakvol georiënteerd een dotje Burlofski-kaviaar, de beste ter wereld. Nou ja, van dèze wereld, haha! Dolletjes...

     

    Hoog opgeleid zou ik zijn, met een intergalactisch gewaardeerde smaakvolle etiquette onderlegd, belezen en zeer intelligent alsook beroepsplichtig zowel als privé van een stram afgewerkte fysiek voorzien, altijd volgens de laatste smaakvolle mode gekleed en aan iedere arm het sprankelend gezelschap van een interplanetair lekker mokkel of twee zou ik uitgenodigd worden op imperiumwijde premières en openingen, gala's en ballen en andere feesten met gouverneurs, baronnen en Tessmachers, toneelvoorstellingen bezoeken met ambassadeurs en presidenten en lezingen geven aan selecte gezelschappen van interfeoderale planetabelen en voorzitters van handelsraden, overlegorganen en studiegroepen. Ik zou een weldoorlicht en stralend voorbeeld zijn voor ieder lid van elk van de ontelbare rassen en volkeren in heel ons verenigd planetarium, een glanzend en glimmend standbeeld en eerbetoon aan de grandioze kosmische evolutie van wat ooit, in een onnoembaar ver verleden op een klein blauw planeetje in een duffe uithoek van het universum begonnen was als dromer en mensheid.

     

    Ja, dat lijkt me wel wat. Of piloot.

     

    :)

  11. Ten oosten van Terneuzen

     

    Het zou kunnen dat ik ergens halverwege dit stukje dood neerval, dus ik zal het kort houden. Dat zou een goede openingszin kunnen zijn. Hij grijpt direct de aandacht en laat vervolgens niet meer los, waardoor u haast wel gedwongen wordt in èèn ruk naar het einde toe door te lezen. De magie van goed schrijverschap. Desondanks is het natuurlijk waar: ik zou inderdaad ergens halverwege dit stukje zomaar ter vloere kunnen neerzijgen en met mijn laatste adem de pijp uit blazen zodat die terug naar Maarten kan. Dat kan. Elk mogelijk moment, elke volgende seconde, en dit geldt uiteraard ook voor u, kan het voorbij zijn. Er breekt ergens iets in dit fragiele systeem, iets cruciaals, en het is gedaan met de pret. Lampjes uit, einde verhaal, bedankt voor de bloemen. Dat wij, mensensoort, voor zover bekend als een van de weinige levende wezens in onze omgeving zich bewust is van zijn eigen eindigheid en zich door die verpletterende gruwelijke onvermijdelijkheid nochtans nauwelijks uit het veld lijkt te laten slaan geeft getuige van het opmerkelijk vermogen onszelf gedurende dit korte leven met zoveel mogelijk onzin en poeha te omringen, alsom ons maar vooral niet bezig te hoeven houden met dat ongenaakbaar naderend monster dat is de dood. Een enkele keer, als u weer eens omgeleid wordt na een bloederig ongeluk op de A2, op de crematie van oma toen u zestien was of gewoon, op een zaterdagmiddag op Facebook, komt het voor dat magere Hein met zijn zeis even tussen de bladzijden door naar buiten glipt en iets levends uit ons universum wegsnaait, maar afgezien daarvan storten wij ons over het algemeen hals over kop en blind vooruit in de krankzinnige maalstroom van dit bestaan en zien we wel waar het feestje eindigt. Men zou derhalve oprecht kunnen stellen dat een mensenleven èèn groot aaneengeschakeld struisvogelpolitiekbonanza is.

     

    Dat gezegd hebbende: voor hetzelfde geldt bestaat u en zelfs de rest van de wereld helemaal niet echt en zijt gij allen slechts een vrij complexe hallucinatie in mijn hoofd, en dat ik dan niet een mens ben zoals u, maar een voor uw beperkte bewustzijn niet te bevatten multidimensionaal en buiten de tijd bestaand wezen dat na inname van wat in dat bestaan voor magische paddenstoelen zou moeten doorgaan daar helemaal slecht op gaat. Bad trip. Groen zien, weet je wel. Dat kan natuurlijk ook. Mocht u dat als een onwaarschijnlijk of zelfs geschift scenario in de flapoortjes klinken, bedenk dan dat Super Mario waarschijnlijk hetzelfde zou reageren als iemand hem vertelde dat hij eigenlijk geen loodgieter was maar slechts een stel elektronische impulsen en verspringende pixels.

     

    Nog onwaarschijnlijker is het dat ik een verdichtsel van ùw verbeelding zou zijn. Niet dat ik iets tegen uw verbeelding heb hoor, in des geheels niet, maar als ik werkelijk uit uw fantasie voortkomen zou dan had ik mezelf wel iets beter aangekleed. Dit geeft ook geen sjoege.

     

    Kort gezegd: daar, in die een-tot-anderhalve kilo sponsbloemkoolachtige wit-en-grijze massa tussen die toch wel charmante luisterschelpjes van u, bestaande uit neuronen en dendrieten en axonen die onderling meer mogelijke verbindingen kunnen aangaan dan er sterren in het bekende heelal zijn, waar op nanotechnische schaal een voortdurende uitwisseling plaatsvindt van elektronische impulsen, neurotransmitters, hormonen en potentialen en er zelfs op kwantummechanisch niveau activiteiten plaats lijken te vinden die iets significeren dat op bewustzijn lijkt aan te komen, dààr vindt de ware overdracht plaats van potentiële buitenzintuiglijke waarden naar een kraakrealistische innerlijke ervaring van de echte wereld in al haar complexe onderlinge interacties en verschijningsvormen. Althans, zo denken de rationele mensen erover. Er zijn ook meer oosters ingestelde filosofieën aan te wijzen die argumenteren dat het juist andersom is, dat bewustzijn er eerst was en daaruit materie is voortgekomen, maar als men in die richting gaat denken zou het wel eens kunnen dat u in een diep en duister konijnenhol lazert van een meisje dat Alice heet en daar nooit meer uit ontsnapt, en dat wil ik u niet aandoen. Het is zo'n mooie dag vandaag. Dus gaat heen, menswezen, en procreëer. Maar niet teveel.

     

    :)

  12. De gelukkige aap

     

    Het menselijk bestaan op deze planeet is een waanzinnige megatrip, van begin tot fucking eind. En dan heb ik het niet alleen over het door drugs en waanzin gerunde systeem van geniaal krijsend caleidoscopisch pandemonium zoals dat in mijn eigen kleine schedeltje nog wel eens ervaren wil worden, neen, ook het gemiddelde huis-, tuin- en keukenleventje van u daarbuiten is een volstrekt krankzinnige luid-lawaaierige over en dwars door elkaar heen buitelende onnavolgbare mix van rauwe emoties, flarderige wijd uiteenlopende warrige gedachtenstromen, vertekende herinneringen, doodsangst en fysiek ongemak, dit alles 'overzien', zogenaamd en tussen aanhalingstekens, door een vaag flakkerend ondefinieerbaar iets dat zelfbewustzijn heet. Heeft men met dat haperend systeem eenmaal de pijn, ziektes, verraad, oorlog, honger en alle andere miserabele ellende die dit gestoorde circus van een leven over u uit kan storten overleefd en ontweken, wacht aan het einde de lichamelijke aftakeling en de dood. Vanaf het traumatisch en bloederig geboren worden in èèn lange geschifte achtbaanrit rechtstreeks door naar de onvermijdelijke kilte van het graf: woehoei, wat een feest. En dan vindt u het gek dat diezelfde overontwikkelde apensoort al sinds zijn allervroegste bestaan zich met een welhaast dol enthousiasme overgeeft aan het zichzelf op zoveel mogelijk manieren intoxiceren met alle mogelijke substanties en substraten? Nou, ik niet.

     

    Ik zou zeggen: trek open die pot bier! Steek aan die joint, prop uzelf vol met chocolade-ijs of vrij eens met uw partner, zit urenlang op een schemerig verlichte zolder naar uw verzameling kerstbonbonwikkels te staren, scheur met uw Maserati met tweehonderd kilometer per uur over de Duitse autobahn om vier uur 's nachts met twee LSD-trips achter de kiezen of speel eens met uw poes, wat het ook maar wezen moogt waar u gelukkig van wordt: doen! Voordat u het weet is alles voorbij en ligt u in uw koude ondergrondse graf voor eeuwig weg te rotten. Nou ja, niet echt voor eeuwig natuurlijk: na een jaar of tien zijn alle zachte delen toch echt wel weggeteerd en blijft er alleen nog wat bot en schedelwerk over, maar waarschijnlijker nog houden uw gierige nabestaanden gewoon op met het betalen van de grafrechten en leggen ze een vers lijk op uw restanten. Efficiënt tot in den treure, wij mensenvolk.

     

    Of, als u daarvoor gekozen heeft, dat ze uw vleselijke overblijfselen in een grote oven schuiven en de vlam erin jagen, waarna u gereduceerd tot een potje as nog een tijdje in zo'n goedkoop urnenvakje mag staan, met een verlept roosje aan uw voeten. Dat kan natuurlijk ook.

     

    Dus dans! En lach en vrij en drink en lèèf, potverdorie! Het is tenslotte lente. Geniet ervan.

     

    :)

  13. Lazerus van Babel

     

    U heeft soms echt geen idee, waarde dames en heren. Dat blijkt uit alles. Laatst nog, tijdens die later zo uit de hand gelopen dinsdagnamiddag, weet u dat nog? Vast niet, vermoeden wij: u lag daar maar wat laveloos zeverend voor zich uit te staren. Ik greep u bij uw magere kladden, rammelde die eens stevig door elkander en bevroeg en besmeekte u: waarheen toch, en vooral: waarvoor? Doch enkel een amechtig doods en naargeestig gereutel kwam nog uit uw rammelend ribbenstaketsel naar buiten gerocheld, als deed het dof en glazig staren uwer bloeddoorlopen half geopend oog. Het daarin ooit zo helder stralend levenslicht nog slechts een klein en eenzaam flutterend vlammetje, opgebrand en uitgeblust, als Icarus zelf: hooghartig de hemel bestormend, faliekant afgebrand en keihard neergestort. Een verpletterende eerste indruk: de arrogantie druipt er nog vanaf. U kwam nochtans hoog aangeschreven...

     

    Lang werd hier niet over nagedacht door een kommissie van wijze mannen en schalkse dames tijdens lange vergaderingen in rokerige ruimtes aan schraagtafels vol bloedworst en bier, in wat later nog ABBA zou worden, vooraleer zij unaniem en eensluidend deze stevig doorwrochte eindconclusie wisten te bereiken: waren wij maar de Beatles geworden, dat was veel beter geweest. Dansende koninginnen of lekker LSD gebruiken, het is mij om het even: knipperende lichten zie je overal. Meest nog als de zon er doorheen schijnt, vanachter de bomen in de trein als je voort rolt. Dat is soms echt stroboscopisch, psychotronisch atomisch en atonaal flitsend, finaal door je oogleden heen kaatst het recht in je schedel met de snelheid van het licht heen en weer. Ik ben mijn eigen atoomklok, van zilverwit rubidium geschapen en zo scherp als een seconde, maar dan ook exact èèn. Zo ben ik weer even verder, al lijkt dat soms niet zo: vaak is dit moment net geweest, daar juist nog, zo-even. Terug in de toekomst wordt heden verleden, en zo is de cirkel rond: anders zou het wel vierkant heten.

     

    Nog even over die uit de hand gelopen dinsdagnamiddag: sorry. Er zijn daar onder invloed van heftige emoties en diverse al of niet legale narcotica dingen gezegd geworden waarmee ik mijn ergste vijand op zijn sterfbed nog niet zou lastigvallen, maar waarschijnlijk al veel eerder. Welzeker jandorie, had hij maar niet zulk een naar en onwelriekend sujet moeten wezen. Aan een beetje deodorant is nog nooit een avondje romantisch lebberen overleden, is al wat ik daarmee maar zeggen wilde. Een dame het hof maken is houw toe woe ee leedie, maar dan in het Engels geschreven. Wazel is uit Bazel en bullshit aus Bonn, maar da's dan weer Duits. Glücklich macht das alles kein eine flaus aus: al was ik van de toren van Babel gelazerd en had ik op weg naar beneden elke verdieping geraakt met mijn krakend onderkaakbeen: soit. Dat ik dan tandeloos wauwelend ter Aarde zou neder gestort zijn en op slag voor altijd werkeloos wezen moest, behalve misschien een krampachtig verschijnen in een Paul de Leeuw-show, laat op de avond als niemand het ziet: dit is hoe het heet om van schande te sterven. Dus, ja, sorry.

     

    Mocht u inmiddels nog steeds geen idee hebben, dames en heren: dat blijkt wel. Echt, uit alles.

     

    :)

  14. De Bende van Klaas V.

     

    Ze hebben vannacht een uur van mijn tijd gestolen. Zeker, dat krijg ik straks aan het eind van de zomer wel weer terug, maar wie weet of ik dan nog leef, hm? En toegegeven, vannacht rond het tijdstip van de eigenlijke besteling lag ik toch hevig geïntoxiceerd op mijn tweezitsbankje in dromenland te wezen, dus veel eraan gemist heb ik niet, maar dat alles doet niet ter zake: diefstal is diefstal. Ik weet niet zeker wie de dief was, maar een geniepigerd moet het geweest zijn. Daar ik, zoals dat een waar poëet betaamt, geen cent heb om mijn achterste mee te bekratsen, besloot die sneaky sluiperd dan maar datgeen van me te stelen wat mij het waardevolst van alles is: mijn door God of welkander hoger of verzonnen wezen dan ook gegeven tijd op deze Aardbol. Hoeveel dagen, uren, minuten en seconden het ook nog moge zijn, ware het nog tweeënveertig jaar of ware het nog zestien dagen, mijn tijd is mijn tijd! Al dan wel te niet geïntoxiceerd en vrolijk dartelend door dromenland, verschiet ik zomaar opeens van uur. Het zou toch schandalig moeten wezen. Of vindt u soms van niet?

     

    Hoe diep triest en welhaast om eens een stevig potje ouderwets te grienen het heden ten dage met de jeugd van tegenwoordig en de maatschappij in zijn algemeenheid wel gesteld is blijkt wel uit dit ene schokkende feit: dat men een arm en verward en reeds lang aan lager wal geraakt dichter en auteur van vreemde kronkels die in zijn armzalig wankelend krot van een Aards bestaan al alles is verloren wat men zoal maar verliezen kan, de liefde, overgewicht, familie en vrienden, zijn beurs met nog best veel geld er in, zijn geestelijke gezondheid en zelfs zijn wàlkman, dat ze zulk een onbenijdenswaardig en meelijwekkend voortstrompelend wezen dan ook nog van zijn tijd moeten beroven, het is abominabel, het is deplorabel en het zou niet motte magge. Aasgieren, dat zijn het. Tijdpikkers. Krapuul!

     

    Ze probeerden vannacht een uur van mijn tijd te stelen. Ik heb daarop de klok uit het raam gemieterd. Coole reactie, vond ik zelf, totdat even later bleek dat mijn zware antieke klok een nogal verpletterende indruk had achtergelaten op het broze schedeltje van de kat van de buren. Arm dier. Zijn tijd was gekomen. Ach ja, dacht ik. Tijd van leven. Had ik alle uren reeds verkwanseld aan laveloze dagdromerijen en zinloos literabel geleuter toch maar aan iets nuttigs besteed, dan had ik pas echt een saai leven gehad. En morgen, dan zou ik zomaar door een bus overreden kunnen worden. Pardoes: splet. Niet dat ik daar nu met stel en sprong op zit te wachten, maar ik bedoel maar: het kan. Dus waarom je druk maken? Precies. Nergens om. Laat het los, go with the flow en relax. De zomertijd is begonnen.

     

    :)

  15. Drabbelig

     

    Ja hoor. Nòg meer drugs gebruiken. Ik kan het u helemaal tot hier horen denken. Welk een affreus rumoer. En normaliter, toegegeven, zou ik u daarin volkomen gelijk geven. Een ei is nu eenmaal geen ei zonder dooier, laten we daar gewoon eerlijk in zijn. Maar vandaag, nee, nu even niet. Tot in de dubbele puntjes geïmpregneerd met exotische substantiteiten en weldra haast panklaar, dan heb ik niet meer veel nodig. Dan gaat het nog maar in kleine beetjes. Het langdurig effect van het middel, dat wat gewaar wordt ervaren, is iets dat gekoesterd moet worden als de tere bloem die zij is. Geef haar teveel en u krijgt alleen maar een dikke kop. Geef haar te weinig en het geheel dooft uit als een nachtkaars. En dan? Dan is u nuchter, en dat is nòg erger. Maar geef haar precies genoeg en u verkeert dagenlang op het scherpst van de snede in dimensies en vreemde plaatsen waarvandaan nog niet eerder een levende ziel is wedergekeerd. Van z'n lang zal je leven niet. Dat klinkt wellicht een weinig melodramatisch, doch gij weet: schromelijk overdrijven, dat is mijn vak. Gelukkig wel, want zou het maar een rare hobby zijn. Hoe dan ook, wat ik maar zeggen wilde: fascinerend!

     

    Echt eindeloos, man. En ik meen hier niet te veronderstellen dat mijn op heden wat dungerekte bewustzijnsvermogen zelfs met enige moeite in staat zou zijn ten volle te beseffen wat die woorden daadwerkelijk betekenen. Dat zou apekool zijn. Neen, slechts binnen de beperkte reikwijdte van de instrumenten die mijn persoontje daartoe tot zijn charmante beschikking gesteld heeft gekregen door Moeder Natuur en Vadertje Rationale zullen de onscherpe contouren van een half doorwrocht concept zich uit een murky achtergrond weten los te wurmen, een onmeetbaar kort moment van bestaan kennen om dan, even plotsklaps als zij uitgebraakt werd ook weer weg te zinken in dat duister slijmerig moeras van een onderbewustzijn, de plaats waar de monsters leven. Maar daarover later meer. Voor dit moment volstaat het eenvoudig te zeggen: murky? Ja, wel degelijk. Afgeleid van troebel, en obscuur. Geen zuivere koffie. Drabbelig.

     

    Van die rasechte Colombiaanse, puur en onversneden in zijn rauwe vorm: de koude boon. Groen en onverschillig, hard en bitter tot op het bot. Pas na een zacht en liefdevol roosteren en het daarna bruut verpulveren en met kokendheet water overgieten teneinde dat bitterzwarte vocht tijdelijk in een mok of beker of iets dergelijks te deponeren om het dan spoorslags achter in uw hunkerend keelgat te kwakken waar het als een hete lavastroom van suiker en cafeïne zich door uw slokdarm een weg baant, helemaal naar beneden, waar het aldaar aanbeland zich nog eens genoeglijk aandoenlijk door uw darmkanaal verspreidt, als een klein thermonucleair apparaatje: poef... En u wordt wakker. Die alhaast ingesleten verzameling neuronen onder uw schedeldak begint alras wat rapper te vonken, psychotronische netwerken worden in- en doorgeschakeld en traag maar gestaag wordt het wat lichter achter uw ogen. Nog even en u mag van een voorzichtig functionerend bewustzijn spreken. Daglicht en geestlicht smelten samen en een nieuwe dag is aangebroken, vol van hoop en nieuwe kansen. Wat zullen we eens gaan doen vandaag?

     

    Laten wij ons diepste dromen waarheid worden? Openen wij welwillend ons hart en ons huis om onze in hoge nood verkerende medemens met zijn psychosomatische symptomen, zijn complexe trauma's en zijn vuile klauwen zomaar aan onze piano te laten zitten? Of aan de ontbijttafel? En waar is het tafelzilver? Neen, ik zeg u! Sta stram, gij prutser, recht dat iele kippenborstje zo ver als nog mogelijk is en haal eens piepend adem, dan weet u meteen weer waar het om draait: chronische bronchitis en de noodzaak van frisse lucht. Vroeger sprong u er gaten in, nu krijgt er geen genoeg van. Dat is de ware kern van het Zen-logisch redeneren: alles hangt altijd samen met iets anders. Ook al lijkt dat op het eerste gezicht vaak niet zo, als u maar lang en obsessief genoeg zoekt vindt u altijd wel een wijze waarop u punt A en plan B op geheel nieuwe en unieke manieren met elkaar in verband kunt brengen, derhalve verse connecties en verbindingen aangaande op een niveau waar dat voorheen nog niet bestond. Nieuwe inzichten dienen zich aan en plots ziet u de wereld in een heel ander licht. Een vreemde en haast buitenaardse zalmroze gloed, zachtjes en bedorven pulserend. Alsof het ademhaalt. Alsof het verdomme lèèft. Pure Tjakka, man. Zonder blozen of omzicht.

     

    :)

  16. Van geluk word je blij

     

    Dat we met z'n allen zo gelukkig lopen te wezen, lees ik ergens. Ons landje zou tot de gelukkigste ter wereld behoren, zo staat er. Nou, dat dacht ik dus even van niet! Ik weet natuurlijk niet zeker waar ze die onzin nu weer vandaan verzonnen hebben, met al dat nepnieuws van tegenwoordig weet je dat ten slotte maar nooit, maar het is je reinste kolder. Lariekoek! De plank volledig misgeslagen en derhalve kant noch wal geraakt, heren en dames nieuwsberichtenmakers. Sta mij toe dat eens fijntjes van zijn windsels te ontdoen, mits het u believen mocht. Niet dat daarvoor perse uw goedvinden vereist is, maar komaan, het is een druilerige maandagmiddag en u had toch even niets beters te doen.

     

    Laten wij ten eerste eens met een open oog kijken naar de landen zoals die ons omringen, daar hoog in de top van dat lijstje. IJsland, om maar iets te noemen, of Zweden. Al wat men in IJsland nodig heeft om gelukkig te zijn is een iglo, een vishengel en een vliegticket naar het dichtstbijzijnde vasteland. En Zweden? Tja. Ik begrijp dat land niet. Ik begrijp die mènsen ook niet. Met hun knuggenbrötten, hun haltenvätten en hun oeverloze kneutjeutelgefröter. Kom op zeg. Daar lusten de honden toch ook geen bröt van. Dus om nu perse daarmee vergeleken te willen worden, het lijkt mij niet iets dat met al te veel enthousiasme geambieerd zou moeten worden.

     

    Ten tweede: meer dan een miljoen mensen gebruiken antidepressiva, in dit landje van ons. Hun aldus met een chemische roze bril overtrokken visie aangaande hun eigen al of niet gelukkig zijn dient derhalve met enige korrels zout tegemoet te worden getreden. Dan zijn er nog de Groningers, en hun verzakte huizen. Dat zijn geen blije mensen. En hier, in mijn mooie Limburg, hier wonen alleen nog bejaarden. Of die gelukkig zijn is niet zo belangrijk, die zijn straks toch dood. Dat hoeft, had ik zo gedacht, trouwens niet het grote probleem te zijn dat Den Haag er graag van maakt: ik stel voor als straks ook de laatste oude van Limburgse dagen zijn pijp aan Maarten heeft gegeven van heel de provincie èèn groot natuurpark te maken, met mijzelf als beheerder. Admiraal Simonus, zoals ik dan zou heten, en ik zou een goed en rechtschapen beheerder zijn. Niet dat ik ooit enige bijdrage heb geleverd aan ons strijdkrachtapparaat, maar koning of keizer vond ik zo alledaags. Elke flapdrol kan een troon bestijgen, maar admiraal, dat wordt je niet zomaar. Tenminste, ik niet. Maar dit alles terzijde. Blijft over: jullie daarboven. De Randstad.

     

    Of ze daar gelukkig zijn, in die heksenketel? Ze zeggen misschien van wel, maar ik kan het me eigenlijk niet voorstellen. Ze hebben daar fietsfiles. En gewone files. En uitzonderlijke files. Dagelijkse files. En drukke files. Eindeloze files. En Paul de Leeuw. En het leuke is: die paar stonede zuipkeetjongeren die nog in de uitstervende achterlanden gebleven waren komen straks ook nog en dan barst heel dat chaotisch krakelend mierennest waarschijnlijk voorgoed uit zijn voegen en dendert de hele santenkraam zo de plomp in. Dat zou een mop zijn. Maar gelukkig? Ik betwijfel het.

     

    Tot slot nog even dit: die buitenlanders. Het moet nu maar eens hardop gezegd: het begint de spuigaten uit te lopen. Jawel. Laten wij eerlijk zijn. Wij kunnen niet van geluk spreken zonder die verrekte buitenlanders. En niet alleen dat het dus die gaten echt uit klòtst onderhand, maar het worden er ook nog steeds mèèr. Eerst waren het er enkele duizenden, later werden het tienduizenden en inmiddels zijn het er al meer dan zeven miljard! Een getal zo groot, daar kan de gemiddelde mens met zijn hoofd geen greep op vatten. Maar dat het veel is, is evident. En: ze zitten potdorie overal! Waar je ook kijkt: overal buitenlanders. Zeeën van mensen. Doch vreest niet, waarde lezer, ook dit struikelblokje meen ik van een passende oplossing te hebben voorzien. Het is nochtans heel eenvoudig: daar onder meer het internet en de steeds rapper voortschrijdende techniek onze grenzen en taboes verder laten vervagen en straks elke uithoek van de Aarde met de snelheid van het licht met elke andere is verbonden bestaan er dan eigenlijk geen buitenlanders meer, maar zijn wij allen slechts nog èèn volk: de Gaianen. En dan woont niet alleen wij rijke Hollanders, maar iedereen in het paradijs.

     

    :)

  17. Blauw

    Soms, dan heb ik echt hele goeie wiet. Soms ben ik al drie dagen wakker. Een enkele keer komt het voor dat deze omstandigheden samenvallen. Laten wij er voorzichtigheidshalve van uitgaan dat dit ook nu het geval is. Op dit moment. Ik zou anders niet kunnen verklaren hoe het mogelijk is dat er zojuist naast mij op mijn bankje een smurf is verschenen. Zomaar, uit het niets. En ik bedoel dus geen hallucinatie hè? Dat ik hier een beetje helemaal uit m'n plaat lig te trippen of zo? Helemaal niet. Nee, een rasechte smurf, verdomme. Ik zweer het. Amper een paar centimeter hoog en zo blauw als de neten. En weet je welke? Brilsmurf. Godverdomme de meest anale neurotische toegeknepen spelbedervende sadomasochistische mafkees van het hele stelletje. Heb ik weer.

    'Ja, dag Brilsmurf...' zei ik. Het klonk wat afgebeten, maar ik had even geen zin in beleefdheden. Daarvoor was ik te moe, te gaar, te wazig en teveel door elkaar. Heldere gedachten denken en het al evenzo respectvol articuleren daarvan waren even niet m'n sterkste punten. En daarbij: kom op. Het was een smurf, geen Monica Belluci.

    'Een goedenavond, meneertje!' zei Brilsmurf, met dat nasale irritante zagende stemmetje. Wat is het toch eigenlijk ook een klein zelfingenomen klootzakje, dacht ik.

    'Luister, smurf, ik wil niet onbeleefd zijn, maar ik ben kapot. Dus... Waarom ben je hier?' zei ik.

    In plaats van antwoord te geven keek Brilsmurf naar de vloer, in zijn geval dus het ambrosiusblauw en karmozijnrood gestikt vlechtwerk van de zitting van mijn bankje, en begon aan zijn stomme bril te friemelen. Zeker, dacht ik. Doe maar kalm aan, vriend. Alle tijd van de wereld. Het is helemaal niet zo dat ik morgenochtend om negen uur een afspraak heb met de CEO's van de vijftien grootste energieproducenten, de twaalf meest briljante informatica-techneuten en de drie rijkste mensen van de hele fucking wèreld. Nee man. Dus doe maar kalm aan, neem rustig de tijd, echt, nog drie seconden en ik smijt 'm verdomme van het balkòn...

    'Ja, kijk, weet je wat het is...' begon Brilsmurf.

    'Nee, smurf', onderbrak ik hem. Blijkbaar klonk er iets door in mijn stem. Brilsmurf zweeg en keek me aan. Even schitterde er iets gevaarlijks in zijn helblauwe ogen, maar ik liet me niet afleiden.

    'Nee, smurf' zei ik nog eens. 'Nu jij, bolle. Even je klep dicht. Mondje toe en even heel goed naar me luisteren, okee? Want ik zeg dit dus maar èèn keer. Het is afgelopen. Okee? Beetje lullig dat je er nu op deze manier achter moet komen, maar Grote, Smurfin, Smul en de anderen, ze hebben gepraat, en ze willen je weg hebben, okee? Het liefst vandaag nog. Ze hebben je spullen al ingepakt en naar de rand van het dorp gebracht. Daar wordt je straks opgewacht door die psychotische vlooienbaal van een kater, Azraël, en ga je zeer waarschijnlijk dood. Dus daar alvast veel succes mee, en nu moet je maar gaan. Okee, bolle?'

    Ik zweeg en keek hem aan. Brilsmurf stond me met dorre ogen en een open mond van verbijstering aan te staren. Ik gaf hem even de tijd om dit bericht te verwerken. Twee seconden later was m'n geduld op en ik zei: 'Nou? Wat wordt het, bolle? Gaan we wieberen?'

    Zijn oogleden sloten en openden zich èèn keer, in een trage, haast golvende beweging. Er schakelde iets, diep in hem. Hij keek even omlaag en toen weer naar mij.

    'Wat...' begon hij. Verder niets.

    'Ja?' zei ik.

    Hij staarde even wezenloos in de verte.

    'W...' deed hij nu. Zijn hoofd schudde even van nee, een korte zinloze ontkenning. Toen niets meer. Ik boog mijn lange lijf wat voorover om hem eens wat beter te beloeren. Oogleden op half zeven. Holle lege blik. Bleke wangen, slappe kin. Nee hoor. Hier waren alle lampjes uitgegaan. Ik kende de symptomen. Ik knipte nog wat met mijn vingers langs zijn neus, maar er kwam geen reactie. Brilsmurf was niet meer. Zijn geest was vertrokken naar dat verre oord, de plaats waar je niet meer van terugkeert. Smurfageddon. Wat hier nog op mijn bankje stond, die blauw-met-witte zak vlees, dat was Bril niet meer. Dat idee gaf me verdomme de kriebels en opeens had ik er genoeg van. Ik greep die kleine smurfenzombie bij z'n witte broekje, stond op van mijn bankje en beende het balkon op. Tussen mijn duim en wijsvinger omhoog gehouden bekeek ik dit vreemde kleine schepsel nog eens. Zijn trieste verschijning deed me echt helemaal niks en ik mikte hem de nacht in. Plets, hoorde ik van beneden. Ik glimlachte. Klotesmurf.

     

    :)

  18. Von Humboldt tot humbug

     

    Versatel en koeienogen, het blijft een aparte combinatie. Het een is een Duits telecombedrijf en het ander zijn ogen van koeien. Als zodanig hebben zij dan ook hoegenaamd niets met elkaar te maken. Desondanks zou men, als men zich daartoe geroepen zou voelen, middels een ernstig geforceerde krachttoer van de geest deze twee wijd uiteenlopende onderwerpen wel aan elkaar kunnen koppelen. Zo is het koeienoog bijvoorbeeld voorzien van een extra laagje, het zogeheten 'tapetum lucidum', Latijn voor 'tapijt van licht'. Dit reflecterende laagje treft men onder meer aan bij katten, herten, krokodillen en dus ook bij koeien, en het helpt deze dieren bij het vooral 's nachts beter zien. Nu kan ik me daar bij die eerste drie nog wel iets bij voorstellen. Katten en krokodillen jagen op herten als de duisternis eenmaal is ingevallen, dus dan is wat extra oogvermogen altijd welkom. Maar een koei? Niemand jaagt op een koei. Ooit waren het natuurlijk wel prooidieren, maar sinds wij er massaal stallen en weilanden mee volgegooid hebben jaagt niemand meer op koeien. Daarom zijn ze ook zo sloom. Dus wat, zo vraag ik mij oprecht af, moet een koe met reflecterende ogen? Helpt dat, als je 's nachts in een weiland staat, bij het niet in de sloot lopen, misschien? Dat geloof ik niet. Ikzelf namelijk, ik heb geen tapijt van licht in mijn oog, en toch loop ik niet elke nacht in een sloot. Daar kan het dus niet aan liggen. Misschien, dat zou kunnen, helpt het bij het schrikdraad. Dat daar in het middernachtelijk uur een of andere elektromagnetische straling vanaf komt gedreven die wij mensenwezens niet, maar koeien met hun reflector-ogen wel zouden kunnen waarnemen. Dat zou wel handig zijn, als je koe bent. Dat je midden in de nacht lekker loopt te grazen en dan opeens gèèn stroomstoot door je koeiendonder krijgt opgelawaait als je bij het einde van je vrijheid bent aanbeland, want: tapetum lucidum. Ik had je zien hangen, schrikdraadverschrikking, en ik keerde tijdig om. Lekker puh.

     

    Maar het lijkt me onwaarschijnlijk. Koeien bestaan al veel langer dan schrikdraad, dus dat zou betekenen dat de evolutie van het koeienoog al bij voorbaat rekening had moeten houden met externe factoren die pas veel later in het bestaan des koeis zouden opduiken, en zo werkt evolutie nu eenmaal niet, beste mensen. Het is eerder andersom: eerst was er koe, later kwam het tapetum, en nog veel later het schrikdraad. Evolutie is flexibel, het past zich aan de gewenste behoeften aan. Dus ben jij toevallig een orinocokrokodil in een gevarieerde Mariposo-tint en lig je 's nachts maar wat op een zandbank te liggen totdat er iets eetbaars tussen je kaken wandelt, je zit daar wel midden in de rimboe en daar is het per definitie stikkedonker. Geen probleem, zegt evolutie dan, hier heb je een reflecterend tapijt in je oog, kun je weer lekker hertjes gaan slachten. Welkom in de jungle. En dan kun je daar wel schrikdraad omheen gaan zetten, maar dat zou vrij zinloos zijn. Om te beginnen: waar omheen? En op de tweede plaats: een krokodil loopt daar gewoon onderdoor. Da's dus je reinste energieverspilling, en als evolutie ergens niet van houdt is het non-lineair zijn. Of onlogisch.

     

    De bijbehorende theorie is ontwikkeld, zo weten wij allen, door Charles Darwin. Wat veel mensen echter niet weten is dat onze Sjarrel zich in zijn jonge jaren onder meer liet inspireren door Alexander von Humboldt, natuurvorser, ontdekkingsreiziger en algemeen grandioos genie zoals Sjarrel er zelf een zou worden. Dit Pruisisch heerschap ondernam vele wetenschappelijke expedities, meestal per boot, en ontdekte daarbij van alles. Inktvissen, zeestromingen, bergketens, steden, watervallen, gletsjers en talloze planten- en dierenwezens, allemaal dragen ze zijn naam. Hij schreef boeken die bestsellers werden, kreeg medailles voor zijn werk en werd opgenomen in exclusieve ordes. Eigenlijk was hij gewoon een superheld. Verrekte sneu dat ie dood moest.

     

    Dus: koeienogen, de evolutie van lichttapijt, Darwin en Humboldt. En Pruisisch, dat is Duits. Net als Versatel.

     

    :)

  19. Verbijsterende paddenstoelen

     

    Maar wat is dat eigenlijk, krankzinnigheid? Is het dat er geen maandagochtenden meer zijn? Omdat alle dagen en nachten en alle waak- en slaapzame uren geen enkel logisch onderling verband meer met elkaar houden? Dat zou goed kunnen. Midden in de nacht onder invloed van tientallen soorten narcotica je geschifte ideeën menen te moeten ventileren? Ja hoor, ook dat. En nee hoor, geen tientallen, dat is overdreven. Hooguit zeven. Is het je druk maken om het al of niet ontbranden van de Derde en Laatste Wereldoorlog? Dat zogenaamde leiders van landen elkaar in de haren vliegen om allerlei hoog opgejaagd niks en voordat je het weet vallen er geen harde woorden meer, maar bommen? Aan alle kanten ingesloten door maniakken en dictators met verhitte ego's en massa's wapentuig, er hoeft maar dàt te gebeuren en boem. Oorlog. En die Derde, mocht het er ooit van komen, dat is einde mensheid. Of zoals mijn collega-genie, de heer Albert, het ooit zo weloverwogen zei: een eventuele vièrde zal uitgevochten worden met stokken en knuppels. Terug naar de steentijd. De derde oorlog zou zeer waarschijnlijk uitmonden in een wereldwijde nucleaire holocaust en zou ons menselijk ras en zijn zogenaamde beschaving zo goed als uitroeien. Wellicht dat er her en der wat groepjes overlevenden achterblijven, maar die zouden daar snel genoeg spijt van krijgen: de Aarde is verwoest. Wat de conventionele bombardementen en de nucleaire explosies niet vernietigd hebben wordt wel gegrepen door de straling. Op cellulair niveau, onmerkbaar, totdat het te laat is. Stofdeeltjes van verdampte steden vullen de atmosfeer en blokkeren het zonlicht. Er is alleen nog nacht en schemering. Het plantenleven sterft. De dieren volgen niet veel later. En die laatste mensen? Ach ja...

     

    En toch, ik heb ook eindeloos traag stromende gouden watervallen van licht en grote rimpelende bloemen in onmogelijke kleuren uit mijn schuine plafond zien stromen. Dat ik daar op mijn rug op mijn bankje gelegen urenlang met open mond van genot en verbijstering en verbazing en extase en plezier naar heb liggen staren. Alsof ik rechtstreeks de hemel in keek. Toegegeven, toen had ik wel de nodige magische truffels geconsumeerd, maar toch: dat was ook krankzinnig.

     

    :)

  20. Kona, muziek van een planeet

     

    Heden avond, zo vlak voordat de schemering inviel, ging ik nog eens wat wandelen. Dit speciale moment van de dag, als de wereld zich klaarmaakt om afscheid te nemen van de dag en de nacht te begroeten, werd vanavond bijgestaan door een onheilspellend loodgrijze hemel waartegen zich her en der wat grijsblauwe wolkjes aftekenden. Dit haast surrealistische uitspansel vlijde zich neer over een steeds groener wordend nog immer zacht glooiend heuvelland en gaf dit landschap een vreemde weerschijn. Spookverhalen over vampiers en weerwolven die vast wel door deze schemerwereld zouden rondzwerven dwarrelden door m'n hoofd. Ik nam plaats op een bankje met de rug tegen een heuvel en inflammeerde mijn joint. Ik leunde achterover en voegde aan mijn aanwezigheid aldaar nog wat grijs geurende wolken toe. Loom als de avondhemel dreven flarden rook voor me uit het pad af en het weiland in, om daar ergens op te lossen en zo de hele wereld stoned te maken. Mijn dromerijen werden even onderbroken door het verschijnen van een groepje mannen mijner eigenste leeftijd, die gehuld in felgele en akelig strakke broekjes en knaloranje hemden en meest hoogrood aangelopen kaakbeenderen mij noestig voorbij kwamen puffen. 'Strijdt moedig voort, makkers', zo dacht ik, en nam nog een hijs van mijn joint.

     

    Ik dacht terug aan afgelopen maandag, de dag van de storm, en hoe ik op het hoogtepunt daarvan ook was gaan wandelen door de heuvels hier, op wiens toppen de volle kracht van de wind pas goed te ervaren was. Op de heenweg werd ik door de wind als een krachtige hand in m'n rug voortgedreven en vouwde mijn lange openhangende jas zich als flapperende vleermuisvleugels om me heen, en op de terugweg joeg dezelfde wind dezelfde jas als een klapperend zeil achter me aan en moest ik denken aan vroeger, hoe ik als kind Superman gespeeld had met een oud rood gordijn om m'n schouders. 'Ik ben een superheld', dacht ik glimlachend en liep verder, voorovergebogen tegen de wind in.

     

    Ik naderde een stel hoogspanningskabels, die van horizon tot horizon over de heuvels aan hun stalen masten hingen. Terwijl ik dichterbij kwam hoorde ik een steeds luider wordende bromtoon, voortgebracht door de huilende wind langs de kabels. Ik ging er precies onder staan en keek omhoog. De honderden meters lange kabels hingen recht boven me loom heen en weer te zwaaien in de woeste wind en brachten een aanhoudende zware zoemtoon voort. Door de komvorm van het landschap waar ik doorheen liep had elke volgende stap een nieuw akoestisch effect. Nu mengde zich ook een hogere fluittoon, afkomstig van de mast zelf, in het concert. Nog een stap verder en opeens was ik uit de wind en hoorde ik niets meer. 'Het zingen van de masten', zo dacht ik. Ik weet ook niet waarom.

     

    Ik liep verder en stelde me voor hoe dit enorme energienetwerk van kabels zich verder uitstrekte, voorbij de horizon, verder door het hele land, zich her en der opsplitsend, de landsgrenzen over en verder het continent op, en dat, met een beetje fantasie, vast wel de hele wereld zou omspannen. Aangezien het altijd wel ergens flink waaide hadden we hier dus de allergrootste basgitaar ter wereld, door ons gebouwd en altijd wel ergens op enig moment bespeeld door niemand minder dan God zelf.

     

    Alzo rokerig dromend schoot ik de peuk van mijn joint de schemering in en stond op. Ik rekte mijn oude botten even en begaf mij dan maar herwaarts. Om mij heen werd de wereld langzaam steeds donkerder en de vele vogels boven mij in boomtop en kruin namen afscheid van het licht. Ik stelde me zo voor dat ik vanuit de ruimte de terminator, de lijn die de dag van de nacht scheidt, over de Aarde zou zien jagen met zestienhonderd kilometer per uur, terwijl daar heel ver beneden ergens een mannetje over vogels en basgitaren liep te dromen. Daarna stelde ik me voor dat met deze lijn dus ook het gezang van de vogels een reis om de planeet maakte, in een altijddurende achtervolging van zijn tegenhanger aan de andere kant van de wereld. Een ochtend- en avondconcert van vogels dat met zestienhonderd kilometer per uur rond de hele planeet draaide, begeleid door God op de basgitaar. Vrolijk glimlachend liep ik naar huis.

     

    :)

  21. Rijmer-ei

     

    Zo'n strakke klapperbakkes met klapschaats-kaken en van die joekels van knikkers, dan zit het wel snor. Dan heeft het narcotica nemen vluchten genomen die hoog als de hemel vliegen door luchten die eindeloos blauw en zo vrij zijn, het witter dan wit van de wolken schittert als klatergoud en zomerse dromen vertrouwd zijn en licht, zo helder de klater van water is het later weer wazig geworden leuter en zwets. Fletse klets is het wis en warempel en het zit zoals dit: warrige woorden worden wat wiebelig weergegeven wanneer werkelijk wonderlijke werelden waarachtig waanzinnig wervelen. De geest van het beest heeft het leven beleefd begeven en later gelaten de laatste veldslag verslagen verlaten. Het feestend extremen vernemen en kennen is heden toch even heel goed en geweldig geweest. Maak het nou even en ga lekker slapen, het hoofd is zo moe en echt toe aan wat rust. Doe die oogjes maar toe nu en zwijg, leg lekker neer dat grijs en verlopen gezicht. Gezwicht en gebroken stopt dit duivels geratel, ik smeek je: staak die blatende klapschaats-kaken en maak die strakke klapperbak dicht.

     

    :)

  22. Van bloeden en luim

     

    Een bescheiden karakterstudie aangaande de ijle vluchtigheden des levens

     

    Door Simon van Doorn, Geschiftem ex Deorandus

     

    Het is verdomme ook altijd wat. Echt waar. Gèk wordt je ervan. Nu weet ik wel dat er reeds heden enigen van jullie lopen te bivakkeren die vrij periodiek de neiging hebben mijn geestelijke gezondheid danwel het volledig ontbreken daarvan tegen hun eigen zwakjes schijnende licht houden, om dan, geheel zonder blikken of het geringste blozen en gebaseerd op echt helemaal niks, een beetje voor de wat minder positieve helft van die vergelijking gaan zitten te lopen kiezen met z'n allen. Ja, hallo! Op die manier gaat dat hier niet functioneren, dat begrijpt u natuurlijk ook wel. Alhoewel ik dan weer direct en met slechts een fluister van spijt wat krampachtig noodgedwongen concluderen moet dat het mijns inziens zo voor de hand liggende van de voorgaande opmerking wel eens helemaal niet zo overduidelijk zou kunnen zijn dan ik meen te moeten willen weten mogen kunnen denken dat zij is. Kijk, tussen het klaar en simpel menen enerzijds, en al dat wat in de volksmond ietwat vaag omschreven wordt als 'de realiteit' dan welhaast nergens anders dan pal en recht daar tegenover gepositioneerd, dames en heren, daar tussen bevinden zich een vrij groot aantal opvallende verschillen, dat wil ik u best vertellen. Naast opvallend zijn ze ook significant. Dat betekent vrijwel hetzelfde maar klinkt een stuk beter. Of niet, natuurlijk. Die keus is geheel aan u. Dat denkt u tenminste, en het is voor u beter en voor mij veel eenvoudiger om u maar gewoon in die waan te laten. En denk nou niet, maak die vergissing nou niet, zoals de vele duizenden die voor èn na u al gekomen hadden geweest moeten zijn die ook gemaakt hebben door te menen te moeten willen mogen denken dat u het in een enigszins vergelijkbare situatie waarschijnlijk hèèl anders zou aanpakken, want dan hebt u hier precies het juiste mannetje voor uw met veel te veel rooie adertjes doorploegde zwart-verrotte aardappel van een neusafdruipgietsel staan. Dàt, dat walgelijke en vuige vochten uitbrakende gezwel uit de hel dat daar midden in uw bakkes voor een neus moet doorgaan, dat is dus waar ze cosmetische chirurgie voor hebben uitgevonden. Ik vrees echter dat in dit uitzonderlijk smerige geval slechts het meest radicaal-brute van het medisch mogelijk zijnde hak-, snij- en breekwerk dat onze tijd ons kan bieden voldoende zal zijn om vooral òns, wij hier allemaal aan de àndere kant van die gruwelijke gok, die afzichtelijke snotkrater, die nachtmerrie van kraakbeen, die ranzige verzameling dooie huid en daarin verpakte hardkrokant aangekoekte mix van slijm en bloed en sporen harde drugs dan eindelijk te doen verlossen weten mogen kunnen. In godesnaam. Deze operatie ondergaat u niet uit ijdelheid of omdat u genoeg heeft van de botte opmerkingen, nare grapjes en lage opmerkingen die u dagelijks in een niet aflatende stroom naar uw hoofd geslingerd krijgt, nee, deze operatie ondergaat u uit puur en simpel medeleven met uw medemens. Als kleine onschuldige kinderen die op straat aan een ijsje lopen te lebberen bij het zien van die monsterachtige tomaat-met-tentakels in dat porem van u spontaan dat ijs weer luid jengelend beginnen uit te kotsen en daar werkelijk nog dagen, zo niet hele wèken een enigszins wrange smaak in hun achterste papilaren aan overhouden, deze vanaf nu voor altijd getekende en voor de rest van hun gelukkig niet al te lang meer durende leventje totaal verpeste zielige kleine kindjes, dan is er echt iets mis. Kom op, man. Ik ben zelf dan toevallig op elk denkbaar fysiek en lichamelijk niveau nagenoeg perfect op zo'n beetje alle mogelijke manieren, dat wil niet zeggen dat ik geen weet heb van wat u daar beneden van tijd tot tijd en wijle allemaal placht te plagen aan dagelijkse hommeles. Neen, gij naar en achterdochtig klein wezentje. Ik weet dat heel wel. Ik kies echter welbewust voor het vrijwel volledig naast mij neerleggen van deze zinloze achtergrondruisinformatie, zodat mijn leven gevrijwaard mag blijven van al die overbodige torsiebalken. Die zijn niet alleen onredelijk zwaar en lastig te dragen, ik heb ook geen idee waarom die dingen hier opeens opduiken. Torsiebalken. Alsof het allemaal al niet lastig genoeg is voor jullie. Ach ja. Jullie zullen vast wel weer in staat zijn, zoals dat in het verleden vaker gebeurd is, via een of andere schimmige en onnavolgbare gedachtenconstructie mij ook hiervan de schuld te geven. Gelukkig boeit mij dat in het geheel niet. Er zijn altijd nog anderen. Best veel ook. Wel een paar miljard of zo. Da's echt wel keiveel. Nooit eerder bij stil gestaan eigenlijk. Waarom zou je ook? Zinloos gedoe. Men zou beter worsten roken.

     

    Aldus zo wat voortmijmerend over het wel en wee van wat er zich soms wel en soms niet kan voordoen in de wereld verliet ik redelijk welgemutst en iets minder vast ter been om half vier 's nachts de woning van een beter niet nader genoemde vage kennis en begaf mij huiswaarts. Het dorp was volledig uitgestorven. Op mijzelf na dan. Maar dat lijkt me duidelijk. Ik loop daar toch? Nou dan. Wel opletten. Ik sta hier niet voor de vagina van het poezenbeest midden in de nacht een stapel lariekoek te bakken zonder dat daar ook nog eens een ongevraagd èn ongewild sausje van uw moedeloze sarcasme overheen wordt gesproeid, okee? Anders deed ik dat wel ergens anders. Voorts deed een vrij sterk vermoeden dat het zich vrolijk dansend in mijn bloedbaan bevinden van maar liefst vier verschillende narcotica een merkbare invloed had op voornoemd prettig humeur en onvaste tred zich inderhaast aan mijn bewuste geest kenbaar maken. Wij zwalkten niet laveloos en oude zeemansliederen balkend midden over straat in een afkeurenswaardige walm van goedkope alcohol en een vlak daar onder slecht weggemoffelde geur van uitzichtloze dagen van grijze ellende en trage misère, zo ver afgedwaald van dat nauwe rechte paadje waren wij nog niet, maar de zuiverheid van onze coördinatie wat betreft het aansturen van ons motoriek apparaat beschreef niet helemaal dezelfde anders zo vloeiend en welhaast gracieus uitgevoerde accuratesse als in andere, op het gebied van helderheid des wezens wellicht wat meer nuchtere momenten, zo zou men kunnen pogen proberen een eerste ruwe schets van de alhier gekenschetste gemoedstoestand te mogen doen willen neerzetten. Dit eerste werk, deze aan alle kanten nog rauwe en uiteraard volstrekt onwerkbare versie van wat uiteindelijk vast wel weer een nieuw juweel zal worden in het zich immer uitbreidende en nu al zo stralend zijnde gamma van eersteklas beschouwingen in termen en zinsbeelden waarvan echt niemand begrijpt waar het over gaat zal dan ook, volkomen terecht natuurlijk, voegen wij hier blijkbaar net niet overbodig genoeg zijnd aan toe, door iedereen die ook maar twee of drie nog wat na-flakkerende hersencellen in zijn holle schedel rond heeft slingeren totaal en volledig genegeerd worden. Of drie. Of acht. In elk geval een opvallend en belachelijk laag aantal in vergelijking met de honderd miljard of zo normale gezonde goed functionerende cellen die een gemiddeld mens onder zijn pannendak heeft liggen. Waarom die eerste versie dan überhaupt in het leven geroepen, zo hoor ik u daarachter verstopt in een hoekje enigszins meesmuilend opmerken? Wel, uit dat platvloerse en eerlijk gezegd nogal armzalige excuus voor een redenering blijkt natuurlijk al dat u geen flauw idee heeft waar Abraham meestal zijn mosterd gaat halen. Of welk ander tafelsausje dan ook, wat dat betreft. Deze man, deze stokoude knakker, deze seniele en wat kwijlende excentriekeling heeft in het allerlaatste quantum van een atoom van een molecuul van een complexe verbinding van een uit eiwitten, hormonen en andere exotische bizarheden samengesteld complex van lichaamseigen stoffen (of zo men innig hopen doet) dat enigszins en dus redelijkerwijs kan worden beschouwd als nog steeds deel uitmakend van het aan de randen wat wazig zijnde concept van dat wat zijn persoonlijkheid is, in dat onnozel kwantumpje dus, mèèr authentiek daadwerkelijk grondig doorleefd klaar en zuiver karakter dan u en uw wanordelijke janboel van metgezellen in al uw onbetekenende leventjes bij elkaar zoudt weten te kunnen mogen hopen schrapen, en dat is dan ook nog met behulp van kleine ijzeren kammetjes die door hun rare ontwerp heel vervelend in de hand liggen. Kromme poten krijg je ervan. Echt niet normaal. Dat die Geert met z'n blonde bolles dààr eens iets over zegt, daar in Den Haagstreek of waar die platvissen ook allemaal zitten. Maar nee, dat mag dan weer niet. Dan heb je de poppen aan het dansen, en krijg die wervelende bende mooi aangeklede ellendelingen dan maar weer eens zo ver dat ze hun nieuw verworven status van vertolker van innerlijke pijnen en kwelletjes in het aloude metrum van de zwierende dans opgeven in ruil voor een leven in verstofte hoekjes en kwellende eenzaamheid. Dat gaat niet gebeuren, niet nu en niet in wat voor vreemde toekomst dan ook. Kleine grijze ronde balletjes met aan elk uiteinde een afwisselend rood en dan weer rond wormvormig aanhangsel in de vorm van een klein blauw apparaatje met een vage functie-omschrijving ('matrixiteitenmeter' meende ik ergens gelezen te hebben, maar daarbij verwijs ik u direct naar de opmerking die daar al over gemaakt is, elders, op een heel ander moment dan het huidige) komen nog eerder op de maat van wilde inheemse muziek die voornamelijk bestaat uit grondtonen en keelklanken uit de kieren van de wereld rollen dan dat dàt ooit werkelijkheid gaat worden. Of iets wat er zelfs maar op lijkt. Daarbij de kanttekening dat dat ook heel goed over iets totaal anders had kunnen gaan. Dat weet ik toch ook allemaal niet, man. En waar ze allemaal heen gaan? Geen idee, maar het blijft spannend. Ergens ter wereld moet een verrekt grote en behoorlijk rap groeiende hoop momenten liggen die allemaal weer net even anders zijn dan het huidige. In tegenstelling tot de moderne mens, die zonder telefoon opeens niets meer weet van niks en opeens nergens nooit meer iets kan voor of met of tegen wie dan ook in de hele wereld, niets in het bijzonder en niks van wat als het redelijke midden wordt beschouwd door hen die door een schrijnend gebrek aan compassie en mededelingsvermogen niet in staat zijn verder te kijken dan de overgroeide binnenberm van deze landingsbaan breed is en derhalve voor altijd door blijven sukkelen op deze stompzinnige ontkenning van wat de rest van de wereld gewoon asfalt noemt, zorgen wij er daarentegen wel degelijk voor dat we onze zaakjes in een breed assortiment kannen en kruikjes weggestouwd hebben, dit in opperst contrast met door mij hierover in het geheel niet geschreven voetnoten en zij-notities. Bent u nu helemaal betoeterd? Die kruikjes zijn er vooral voor als er deze winter nog wat extra potjes met vet moeten worden weggezet in die bedompte kelder van uw voorstellingsvermogen. Wat zich precies aan inhouden in de kannetjes doet bevinden is een goed bewaard geheim dat slechts in de nacht van de eerste volle maan in de zwarte bloedmaand van het Wolvenjaar van de ene generatie aan de andere wordt doorgegeven, in een taal die niemand meer kan lezen. Dan blijft het ook echt geheim. Geloof me (of niet natuurlijk, want eerlijk is eerlijk: echt veel boeien doet het me tenslotte niet, niet echt) als ik zeg dat ik weet wat het is. Ik heb het zelf meegemaakt en dat was bepaald geen pretje. Dat zal me de volgende keer echt geen tweede keer gebeuren. Er zijn stenen waar deze ezel nu echt mèèr dan vaak genoeg tegen aan is geklapt met z'n lompe poten. De heldere druppels van de ene ware wijsheid hebben die monsterachtig grote emmer van onnozelheid eindelijk weten te vullen. Tot aan het randje, verdomme. Of teil, beter gezegd. Daar kan meer in. U begrijpt vast wel, behalve als dat niet zo is natuurlijk, dat het ooit gedaan moet zijn. U moet verder. U kunt niet hier een beetje blijven hangen op hetzelfde niveau waar u nu al zò lang maar wat aan loopt te klooien, om zich heen zit te frunniken en in het rond ligt te rotzooien. Daar komt het eigenlijk op neer. Als u echt eerlijk bent. En geloof me: dat wilt u niet. Of niet, dat mag ook. Zal mij een bende lange lauwe worst wezen. Ik heb wel wat beters te doen dan hier wat zinloos zitten te zwetsen. Er valt me niet nu direct iets in, maar er schiet me straks vast wel iets te binnen. Of morgen of zo. Zulke dingen moet men niet haasten. Dus vort! Gaat voorwaarts en uit mijn ogen, gij dompeldopje. Scheert u weg. Gaat heen en overdenkt dit alles grondig, maar niet vaker dan een keer of drie, vier. Pas daarna, na voltooiing van deze onnoembaar zware werken en dus zeker niet een paar dagen eerder omdat u dat toevallig beter uitkomt, neen! Daarna pas. Dat wil ik even heel duidelijk hebben. Ik heb daar in het verleden gezeik mee gehad, dat wilt u vast niet weten. Mocht dat wel zo plachten te wezen: dikke pech. Dat gebeurt nooit meer. Niet na de gruwelijke gebeurtenissen van die zwarte maandag in oktober. Is dat helder? Mooi. Dàn pas, na geen keer nemende en aldus gedane zaken, dan mag u zich ook een meninkje over iets onnozels op de daarbij passende hals laten spelden. Recht in de slagader, als het even meezit. Recht in het bruisende bloed van het leven zelf. Want dat is de kern, het wezen van alles: dat u als mens ook eens met een opgeruimd gemoed tegen uzelf kunt zeggen: 'zo, dat heb ik even mooi gefikst!' En dat het dan ook eens echt waar is, begrijpt u. U kunt uzelf nu eenmaal niet altijd alles wijsmaken. Ik weet wel dat u dat uit alle macht probeert, maar kom. Laten wij nu niet meer speels zijn en elkaar als warme kameraden in de vastberaden ogen zien en met een door respect en verdriet omfloerste stem zeggen: ja. Het is zo. Het is ècht zo. En daar mag u dan best even trots op zijn. Jawel, dat mag. Toe maar. Doe nu maar even. Ben maar trots. Jazeker. Hier, neem een koekje. Dat heeft u wel verdiend.

     

    Zo. Koekje op? Dan opgesodemieterd. Opdonderen. Opgelazerd met z'n allen, en wel nu meteen. Het is gedaan. De show is afgelopen, het doek is gevallen, de tent is ingestort en de ringmeester en de clowns en trapeze-artiesten en alle wilde dieren zijn hartstikke dood en al een beetje aan het rotten. Zijt ge nu blij, gij miezerig schepsel? Is dit wat ge wilde bereiken? Wel, gefeliciteerd. Echt, van harte. Weer een werkelijk uitmuntende prestatie in een steeds langer wordende vrijwel aaneengesloten reeks van uiterst succesvolle handelingen, acties en volzinnen die vrijwel non-stop uitgebraakt worden door het in dat vreemd gevormd cranium huizend ziek en triestig breintje waar u over mag beschikken. Uw papa en mama zullen wel trots op u zijn. Of niet natuurlijk, gezien hun aperte inaffectie jegens nogal vreemde en vaak wat hatseflats-achtig bij elkaar gesmeten samenraapsels van raar gezemel en wijdlopige redevoeringen, en dat is allemaal ùw schuld. Ploert.

     

    Kort samengevat: nee. Allesbehalve.

     

    :)

  23. Scheef bloed brengt nare dromen

     

    Rare stekelige dingen, die zò door je kussensloop heen in je botte schedel prikken als je slaapt. Of dat althans probeert. Want deze oude hengsten laten je niet met rust. Ze stampen met hun verrotte messcherp afgesleten hoeven je genadeloos slapeloze hersens tot een grijs-rood klef-bloederig pulpje. Ga maar lekker slapen, lieve schat. Er zijn vannacht geen monsters.

     

    Ik bedoel, dat is toch best aardig. Voor iets dat ik me zomaar in liet vallen. Zo, uit het niets. Die titel vooral. 'Scheef bloed brengt nare dromen.' Ik heb werkelijk geen flauw idee wat het betekent. Of dat het überhaupt iets betekent. Of waarom het me inviel. Maar me invallen deed het. En hard. En de rest, ja, dat volgt dan zo'n beetje vanzelf, zeg maar. Als je me zou kunnen zien schrijven zou je me hier zien zitten met mijn draadloos toetsenbordje op mijn schoot en de tv als groot verlicht scherm, en steeds als me dan zo'n zin invalt gebeurd eigenlijk hetzelfde: ik zie mezelf verbaasd opkijken, zo van: huh? Wat nu weer? Scheef bloed brengt nare dromen? Jazeker. Laten wij dat eens noteren. Misschien volgt er wel iets leuks uit. En, zoals men in Frans sprekende regionen nog wel eens placht uit te roepen: voilá.

     

    Rare stekelige dingen, die zò door je kussensloop heen in je botte schedel prikken als je slaapt, en dan je dromen doorrijgen met hun gruwelijke angels, ze scheuren tergend langzaam je slijmerig gillende geest onverbiddelijk uit elkaar. Nachtmerrie-achtige visioenen van moord en dood vlees, rauw zwart bloed en witte beenderen en botten, dode lege oogkassen en ratten en maaien! Welkom, welkom in de pisbak van Satan!

     

    Kijk, dat is dan weer overdreven. Elk enigszins helder denkend mens, voor zover onder mijn lezers dan ook nog aanwezig, schiet hierbij in de lach. Ik was best goed bezig, zo met moord en rottend en zo, maar 'pisbak van Satan', dat is dan net weer een trapje te ver. Ach ja. Ook als ik uw edele delen zou verbinden met een krachtig elektriciteitsnetwerk en u dan allerlei links georiënteerde vragen ging stellen, gelooft u mij, waarde heer, als ik u zeg: dat waren nog eens een stel koninklijk geroosterde noten. Wat ik u brom. Van dat laatste ben ik dan weer niet helemaal zeker. Wat ik u brom? Dat lees je alleen nog in oude jeugdverhalen. Agent Bromsnor plakt dat als zogenaamd wijs maar al met al helemaal niks zeggend statement achter elk vanachter zijn harige walrussnor uitgesproken vermaning tot die heibelse opstandige dorpsjeugd. Of hun ouders. Fuck it. Die oude romantische bagger is van voor deze tijd, man. Zoek een hobby. Rare ouwe vent. Tijd dat je sterft.

     

    De jonge en fruitig dartele verpleegster van een jaar of eenentwintig vond hem de volgende ochtend. Ze maakte de deur van de toch al altijd wat muf ruikende slaapkamer 19 van het bejaardenhuis open en liep zonder iets te zien met haar licht doorschijnend witte uniformpje naar de gordijnen en trok die open om duizend bundels hard en geel zonlicht binnen te laten vallen op het scenario achter haar.

    “Goedemòrgen, meneer Mandemeule...†begon zij koket te krioelen, draaide zich om en zag wat ze zag: metershoge grijsgroene stekels die dwars door de rotte dooie kop van meneer Mandemeulers staken en zijn oude uitgeteerde graatmagere lijf bijna een meter hoog boven het bezeken bed hadden vastgepind. Met haar bek wijd open gezakt zakte het lekkere ding van een verpleegstertje ietwat kwijlend op het zachte tapijt in elkaar. Het kwam nooit meer goed met haar.

     

    Nee. Helaas niet. Ze moesten haar wel opsluiten. Ze begon haar eigen uitwerpselen te eten, snap je. Zoiets wil je niet op je feestje. Ik tenminste niet. Dag.

     

    :)

  24. Of menen dat je in het loom voortkabbelende door het van veel wattages voorziene hoogstaande surroundsysteem voortgebrachte housemuziekje op de digitale zender èèn enkel woord steeds opnieuw herhaald hoort worden dat je zelf pas uren eerder onder een geschift pseudoniem hebt verzonnen en vervolgens gepubliceerd in weer een andere digitale wereld, dat is wat ze noemen 'goeie shit'. Snap je?

     

    :)