Fuck Descartes


Recommended Posts

Fuck Descartes

 

Tja. Want, wat moet je anders, en zo, weet je wel. Geen verbinding. Wel weer tv, dat wel. Digitenne. Dus nu is er dezelfde krep op als voorheen, maar dan in digitale beeldkwaliteit. Helaas resulteert het digitaliseren van bagger simpelweg in digitale bagger, dus daar schiet ik niet veel mee op. 'You can't polish a turd' zeggen ze in Amerika. Alhoewel Adam en Jamie dan weer het tegendeel daarvan bewezen hebben. Niets is zeker in de wereld. Maar goed ook. Je zou je dood vervelen. Dus, aangezien ik nu eenmaal graag en volgens sommigen ook nog best aardig schrijf, is dat, naast lekker veel door de heuvels wandelen en de nodige joint roken en af en toe wat lezen en veel op het balkon en langs de Maas zitten, zo'n beetje het enige wat overblijft, zeg maar. Waarover dan? Wel, dit bijvoorbeeld:

 

Conscious awakening

 

Een tijdje geleden ging ik 's morgens wandelen, op een van de vele stralende dagen van die mooie week. Ik liep het groen aan de voet van de heuvels hier in en liep daar wat om me heen te kijken naar de eindeloos in de wind heen en weer draaiende blaadjes aan alle grote en minder grote bomen en struiken en bloemen en planten en kruiden en grassen om me heen, toen ik daarin, en meteen daarna ook in de kleine rivier die hier zacht schitterend onderdoor stroomde, het ritme meende te herkennen waar ik eerder deze week ook al aan de Maas naar had zitten staren, toen, net als nu, begeleid door mijn eigen stomende soundtrack van stampende bassen in mijn hoofd: alles trilde en vibreerde en bewoog en danste en golfde op zijn eigen volkomen automatisch voortvloeiende zacht vriendelijke ritme heen en weer. Waar ik ook kwam, ik zag het overal. Als ik thuis op mijn bankje zat zag ik het aan de drie grote dennenbomen die van daaruit mijn uitzicht bepaalden, in hun vrolijk heen en weer dansende naalden, flitsend van blauw naar grijs naar wit en weer terug, eindeloos heen en weer wiegend in de weldadig warme middagzon. Ik liep dat zo'n beetje te overwegen allemaal, toen mijn blik omhoog gleed, naar de staalblauwe hemel. De wind en een vrolijke wirwar van wat nu lichte dunne wolken danwel vliegtuigstrepen waren, ze waren bezig de hemel vol te tekenen met prachtige lange en bijna etherisch dunne grote golfslagen en veer-achtige dingen. Het leken wel... vleugels.

Ik bleef staan en keek nog eens goed. Jawel: terugkijkend in de richting vanwaar ik gekomen was strekte zich links en rechts boven mij in de lucht twee enorm grote vleugel-achtige wolken uit in lange sierlijke witte luchtige golvende krullen. Het was ongelofelijk. De linkervleugel was dik en wollig, de rechter verfijnd en etherisch, beide kilometers lang en samenkomend recht boven mijn hoofd. Als ik me omdraaide en me voorstelde dat ik vanuit een satelliet naar beneden zou kijken zou ik mezelf zien staan met twee enorme vleugel-achtige wolken die zich links en rechts vanuit ongeveer mijn positie kilometers ver over het landschap uitrolden.

 

:)

 

Ik ben geboren in een van de vele dorpen aan de Maas, een x aantal jaren geleden. Als kind heb ik veel langs de Maas gezeten, langs de Maas gespeeld, langs de Maas naar de eindeloos traag voorbij stomende rijnaken gekeken, de een nog groter en indrukwekkender met zijn zware dieselmotoren door het water dreunend dan de andere. We woonden vlak bij een stuw, en dat was nog veel geweldiger: als jochie van zeven of acht op een van je eerste fietsen samen met je broers en ouders op een regenachtige zondagmiddag ergens achter in oktober naar de stuw fietsen. Langs de op de brede oever van de oude rivier liggende doorlopende weg lag een fietspad, en van daar liep een korte steile helling van stroef beton naar beneden, naar de stuw. Het uitzicht, het lawaai van het vrolijk meters omlaag stortende water, de indrukwekkende grote zich eindeloos na elkaar vormende serie draaikolken die vlak voor de stuw dreigend en woest heen en weer kolkten, en dan je vrolijke vader die het verhaal opdiste dat in dat wilde water zelfs de allerbeste zwemmer nog verzuipen zou. Dan stond je daar als klein jochie met twee handjes stevig aan de dikke koude ijzeren buizen van het hek dat de rand van het hoge beton markeerde met nòg wat grotere ogen naar al dat watergeweld te kijken. Ge-wel-dig. En mijn oudste broer maar zeuren: “mà-ham... het is koud!†Mijn ouders waren toen nog een stuk jonger dan ze nu zijn en ze stonden op die prachtige zondagnamiddag vrolijk met elkaar te flirten. “Zeur niet en ga spelen!†riep mam opgewekt en niet half geboeid, en keek m'n vader weer in de ogen. Verveeld ging oudere broer dan maar weer wat aan het hek hangen. Mijn jongste broer en mijzelf hoefde je dat überhaupt niet te zeggen: hij en ik waren al lang terug de helling opgeklauterd, ondertussen onze extra mooie zondagse kleren en schoenen vrolijk en onbezonnen vol smerend met vers nat gras en modder en herfstbladeren, zooi die er never nooit niet uit zou gaan in de was (had je maar moeten opletten, ouders...:), op weg naar de grote open hangar daar boven, waar een enorm speciaal gebouwd locomotief-kraan-apparaat stond geparkeerd, alsof een grote staal-met-glas-en-wielen-dinosaurus uit een of andere vreemde science fiction-film was ontsnapt en zich hier bij ons aan de stuw kwam schuilhouden. Dat grote roestige beest van een machine stond daar voor als de oude dame het eens op haar heupen kreeg, door serieuze regenval midden in de zomer of, laten we zeggen, grote dikke pakken smeltende sneeuw in Frankrijk in de late lente, dan kwam die dinosaurus puffend en grommend en ratelend naar buiten schuiven en werden de grote schotten van de stuw èèn voor èèn uit hun houders getild, zodat er nog meer duizenden tonnen water per seconde afgevoerd konden worden. Dat machtige schouwspel heb ik èèn keer mogen aanschouwen. Het was geweldig. De aanstaande kledingramp voor mama vrolijk nog wat verergerend door op de smerige grote rupsbanden van dat monster te klimmen hadden we van daaruit een grandioos uitzicht over de hele stuw en de woest in de wind heen en weer waaiende omgeving. Mijn broertje en ik keken elkaar aan en ik zag dezelfde glimmer: het was geweldig. Toen ontdekte mam ons en ze begon onze namen te schreeuwen. Met de achternaam er bij. Dat was een slecht teken.

 

:)

 

Die avond zat ik weer aan de Maas. Aan die mooie oude rivier, zoals ze door de prachtige hoofdstad van deze prachtigste van alle provincies stroomt: Maastricht bij nacht. Geloof me: het wordt zelden beter. De zon was ongeveer een uur geleden ondergegaan en het oude van het geld bulkende centrum van Maastricht spreidde op deze koopavond al zijn pracht en praal uit voor de argeloze en minder argeloze voorbijgangers, een eindeloze stroom van voornamelijk rijke goed opgeleide mooie jeugd, studentenvolk van over de hele wereld. Daar tussendoor de immer druk zijnde advocaten en zakenmannetjes en andere snelle jongens, de èèn in een nog dikkere en duurdere patserbak dan de volgende, elkaar afsnoevend en -snuivend, op jacht naar de volgende bonus, de volgende lijn. Lang leve de lol. Op een gemiddelde dinsdagavond kon je in Maastricht op het station letterlijk tegen dezelfde in nauwelijks wat dunne doekjes geklede dames aanlopen als die je op MTV zag langskomen. De Armani's en Rolexen flitsten je links en rechts voorbij. Heerlijk. Wat een wereld. Ik liep daar vanavond vrolijk en stoned wat doorheen te dromen met wat zalig dampende housemuziek op mijn oren, op weg naar die grote trap daar net voor de brug, pal aan de oever. Ik had daar eerder deze week overdag ook al eens gezeten en dat was geweldig. Nu was het zo mogelijk nog geweldiger: er zat in tegenstelling tot een paar dagen terug nu helemaal niemand. De grote trappen waren donker en leeg. Prachtig. Ik liep eerst naar de brug die wat verderop over de rivier lag en wilde op dezelfde plek gaan zitten als eerder deze week, maar ik bedacht me en liep een stuk terug. Daar waar de trappen ophielden en overgingen in gras stonden boven aan de kade wat grote bomen en weinig lantaarns en was het donkerder. Dat beviel me beter. Ik ging helemaal onderaan op de laatste trede zitten. Tussen mijzelf en het langs stromende water was alleen nog een vlakke betonnen plaat. Opgaand in de schaduw was het uitzicht dat zich daar voor me tentoonstelde simpelweg magistraal: links en rechts van mij twee van begin tot eind verlichte bruggen, met aan de overkant het ene in alle kleuren van de regenboog verlichte terras danwel groot luxueus inkijkraam van het dure restaurant naast het andere kostbare exclusieve loungecafé. Aan mijn rechterzijde, zowat tegen de brug aan die kant aangebouwd, stonden twee grote verlichte kantoorgebouwen-of-appartementen. Vandaar naar de andere brug dus al die bars en restaurants, en daar boven uit nog het silhouet van minstens drie verlichte kerktorens. Al die verlichting, al die lampjes, die van de brug en al die ramen in al die kleuren werden nog eens in het vriendelijk voorbij kabbelende water gereflecteerd, waardoor het leek alsof zich in het water gezien vanaf mijn zitplaats een grote stralenkrans vormde van kabbelend eindeloos heen en weer wiebelend zacht en vriendelijk licht dat vrolijk op en neer danste met al zijn kleuren op dat kabbelende water. Ik had de muziek eindelijk in mijn jaszak gestoken en dat was een briljant idee gebleken: nu hoorde ik ook eens de soundtrack die bij dit waanzinnig mooie avondbeeld hoorde: gelach en gepraat en gefladder van vleugels van vogels en vleermuizen, automotoren en mensen die zacht pratend arm in arm voorbij liepen. Een hond die ergens blafte en een andere die antwoord gaf. In de verte steeg een vliegtuig langzaam op. Ergens achter me spelende kinderen. Ze riepen over het water in de richting van de kantoorgebouwen-of-appartementen, en lachten vrolijk als hun eigen echo naar ze terugkaatste. Over de brug croste een pizzakoerier, een bestelbus, een met oranje zwaailampen heen en weer flitsende gemeente-auto. Pratende mensen. Zwijgende mensen. Eindeloze rijkdom. Eindeloze vrijheid. Hier was alles verkrijgbaar. Echt. Alles.

 

Daar zat ik, zo high als maar mogelijk was, wat voor me uit te dromen over stralenkransen en rijkdom, toen ik eens om me heen keek. Rechts van me strekten de duistere trappen zich uit tot aan de brug. Ik keek omhoog over mijn linkerschouder en daar stond een kerk. Van onderuit verlicht door een paar grote natrium schijnwerpers stond ze daar, kolossaal afgetekend tegen de donkere avondlucht, haar torens en spitsen priemend naar de hemel, als om te zeggen: daar... Eerder deze week waren er al die vleugel-wolken Nu bevond zich voor mijn neus die heen en weer kabbelende stralenkrans van licht in dat zacht voorbij stromende water, bekroond met een groot doorlopend juweel van licht in alle kleuren, begeleid door die sprankelende soundtrack, en over mijn linkerschouder die grote verlichte kerk. Ik zat aan de rechterkant van God.

 

:)

 

Zomaar wat gebeurtenissen van de afgelopen weken. Je zou kunnen zeggen dat ik de ene verbinding voor de andere heb ingeruild. De digitale verbinding de deur uit en er een met het universum zelf voor terug gekregen. Goeie deal, vind ik zelf. Veel getript heb ik ook, de laatste weken. Zou het een en het ander iets met elkaar te maken hebben? Ik heb heb een sterk vermoeden van wel. Psylocybine en marihuana zijn beide stoffen die als geestverruimend bekend staan. Wel, wat er de laatste weken met mijn geest aan het gebeuren is, het is... bijzonder. Ik ben nog steeds bezig het allemaal een plek te geven, maar dat gaat helemaal goed komen. 'Je moet gewoon doorgaan' zei laatst iemand. 'Het gaat allemaal vanzelf' zei twee dagen later iemand anders. 'Veel plezier, maar dat lukt wel, geloof ik' zei weer een ander. 'Goede reis' was een vierde advies dat ik meekreeg, zomaar, ongevraagd. Geweldig. Zet ze op een rijtje en je krijgt een prachtig levensmotto: 'je moet gewoon doorgaan, het gaat allemaal vanzelf', en een allervriendelijkste groet: 'goede reis en veel plezier, maar dat lukt wel, geloof ik'. Prachtig.

 

Of dat je op de bank ligt, op een vrij doordeweekse zaterdagmiddag, een beetje ligt te trippen op een portie paddenstoeltjes die je gratis gekregen hebt, zo van: hier, neem maar mee, en dat er zich dan om je hoofd in alle richtingen een soort mega-veld opent waarin je de gedachten en de wereld en de woorden en alles en iedereen ziet en hoort en voelt en bent en overal en alles tegelijk, en dat alles wordt dan nog eens voortdurend van doorlopend commentaar voorzien van iets dat ik uiteindelijk maar de 'multi-mux' genoemd heb: een in en om zichzelf draaiende miljoenkleurige helix van woorden, maar niet van hèle woorden: het klinkt alsof er steeds de eerste helft van het ene woord aan de tweede helft van het tweede woord is gekoppeld en dat zou onverstaanbaar moeten zijn maar op de een of andere manier is het dat niet en begrijp ik die alleszins àndere stroom van taal en beschrijving en superlatieven, want dat zijn het uiteindelijk: de ene superlatief aan de andere gekoppeld, eindeloos in elkaar over draaiend en twistend. Dit is de altijd draaiende kern van mijn dichtmachientje zoals het stationair draait, al zijn versnellingen en tandwieltjes soepel en snel draaiend in het warme bad van de olie van mijn verbeelding. Ik hoef als ik wil en zoals ik al vele

duizenden keren gedaan heb van die eindeloos draaiende stroom maar even iets af tappen en dan heb ik weer een verhaal of gedicht of ander literair avontuur. De hoogste versnellingen van deze prachtige op de grens van mijn onder- en bovenbewustzijn bestaande bron van eindeloos creatieve energie ben ik nog steeds aan het ontdekken; er zijn er steeds meer... Ik schakel in en word sneller dan de snelheid van het licht meegevoerd in de supernexus zelf, ik ervaar wat het is als de stroom van nieuwe informatie en versnelling en vooruitgang een verticale lijn recht omhoog wordt op de grafiek van de wereld en ik zit er voor een fractie van een fractie van een seconde midden in en dan kom ik weer langzaam bij en ga eens voorzichtig overeind zitten. Sodeju. Hoe laat is het? Vijf uur? Ow, dat valt nog mee. Dan spring ik nog even onder de douche en ren ik nog even naar de winkel.

 

Ik ben verdomme verlicht. Fuck Descartes. Ik ben geen machine. Ik ben een god.

 

:)

 

Zou op het niveau van de kwantummechanica, die wazige soep van niet gedetermineerde (on)waarschijnlijkheden daar aan de tot dusver bekende 'onderkant' van de realiteit, een link bestaan met mijn danwel ons onderbewustzijn? Zou dat het gebied zijn waar die twee samenkomen en de link leggen tussen de mentale en de fysieke wereld? Creëren wij voortdurend op dat niveau onze eigen fysieke werkelijkheid door met ons (onder)bewustzijn uit die wilde soep van kwantummogelijkheden steeds onze werkelijkheid te 'kiezen'? Waarna we diezelfde werkelijkheid dan een niveau hoger, in ons dagelijkse bewustzijn, als 'vast' en 'daarbuiten' ervaren? Zijn niet onze gedachten, die eindeloze stroom aan beelden en woorden en gevoel en emotie en angsten en dromen en wensen en verlangens en herinneringen in ons hoofd niet net zo vluchtig en soms ongrijpbaar als die in en uit de werkelijkheid tevoorschijn springende quarks en dergelijke? Als er een level zou moeten zijn waarop ik me zulk een verbinding kan voorstellen dan zou het daar zijn. Elke vorm van bewust bestaan is de ultieme trip, en al die vormen samen op èèn planeet, dat is God zelf. Welkom in de kwantumveld-wereld.

 

En dan is er nog de rest van het universum. En wellicht ook nog wel een veelvoud daarvan: het multiversum. Alles beleefd door iedereen tegelijk in het eeuwige nu. En er komt alleen maar mèèr bewustzijn bij op de planeet, elke seconde. Niet alleen komt er steeds meer, het al aanwezige bewustzijn, dat van jou en mij, wordt elke seconde groter en beter en hoger en uitgebreider en dat gaat steeds sneller, zoals het universum zelf, deze versie althans, met een steeds gròtere snelheid nòg groter wordt: iedereen die bestaat en ademt en leeft en zich van zichzelf bewust is gaat altijd en automatisch vòòruit, groeit, ontwikkelt zich, je wordt gewoon elke seconde dat je bestaat bèter, wat je ook doet, wie je ook bent, waar je ook bestaat op de wereld of wat je ook al of niet meemaakt in je leven: het simpele feit dat je bestaat betekent dat je groeit, vooruit gaat, en dus dat je ook, uiteindelijk en volledig automatisch, op dat punt van het 'nu' uitkomt waar dat wacht wat 'verlichting' genoemd wordt.

 

Dat je op het perron zit. Of bij de Hema in de rij bij de kassa staat te wachten. De supermarkt uitloopt. Het maakt niet uit waar, of wanneer, of wie. Of waarom. Niemand weet waarom. Het gebeurt gewoon. Er is een moordenaar op pad. Een psychopaat. Een ijskoude geest. Een holle lege blik in zijn ogen. De vingers van zijn rechterhand in zijn jaszak strak wit geklemd om het heft van een mes. Een stiletto. Verborgen in het handvat, onder spanning staand van de stalen strak opgerolde veer, wacht onder de knop onder zijn duim een vlijmscherp stalen lemmet van vijftien centimeter. Zijn brein kermt als een pad, zoals een van mijn helden het ooit zo mooi zei. Dream on, Jimmy. Hij loopt door het centrum van de stad. De avond is vroeg ingevallen vandaag en het is koud onder de naakte sterrenhemel. Een enkele etalage is verlicht, maar de meeste winkels zijn gesloten. Er waait een kille wind door de lege winkelstraat en je bent op weg naar huis, naar de warmte. Je haalt je foon uit je zak en zet op afstand vast de verwarming thuis drie graden hoger. Er bungelen boodschappentassen aan je stuur. Groentesoep vanavond, lekker zelfgemaakt, en daarna met een hete kop thee op de zetel hangen en tv kijken, lekker. Je knijpt in de remmen voor het stoplicht en hoort je foon 'pling' zeggen. Feesboek! denk je blij, en je vist je foon weer uit je zak om te kijken wie nu weer wat over wat dan ook te zeggen heeft dat je nu meteen zou moeten weten. Het scherm licht op en laat een ziekelijk wit licht als koude melk over je gezicht stromen, dat zich dan vermengt met het felrode led-licht dat uit het stoplicht druipt. Je kijkt even op, ziet auto's het kruispunt oversteken en richt je weer op je scherm. Je merkt niet dat hij naast je komt staan. Hij staat op de stoep, geen halve meter van je vandaan naar je te staren met zijn dode haaien-ogen en je merkt er helemaal niets van. Geen instinct dat waarschuwt voor die koude glimlach op zijn gezicht. Zijn rechterhand komt uit zijn jaszak. Zijn duim drukt op de knop. Met een metalen klik springt het lemmet tevoorschijn. Het voorbij glijdende licht van de auto's blikkert even over de rand van het dodelijk scherpe staal. Nu is er iets. Iets in je geest heeft iets opgemerkt, op de een of andere manier, dat laagste deel van je hersens, het hagedissenbrein waar het ooit mee begon, voorvoelt iets gruwelijks en heeft een signaal tot in je bewuste geest geperst gekregen, en zegt: kijk op! Nu meteen! Je kijkt op. Je ziet hem staan. Hij is klein. Kleiner dan jijzelf. Hij draagt een capuchon die zijn gezicht half verbergt. Je blik glijdt omlaag naar zijn hand. Je ziet het blikkerende staal. Je geest zegt: 'huh? Mes?' Op datzelfde moment beweegt het mes bliksemsnel naar je toe. Je ogen volgen het nadrukkelijk scherp gefocust als het staal zich naar je toe beweegt en zich in je buik begraaft, helemaal. Nee, zegt je geest simpelweg, terwijl iets gruwelijks onvermijdelijks begint op te wellen rond dat stuk staal dat je daar onmogelijk maar wel degelijk in je lijf voelt zitten. De moordenaar draait nu langzaam het blad rond. Het beneemt je letterlijk de adem. Je voelt iets open scheuren daar beneden, iets nats en warms en vochtigs, je mond opent zich helemaal om te schreeuwen van pure angst en horror en pijn maar je keel is volledig dicht geknepen en je gaat hier dood, dat besef je nu. De moordenaar trekt het mes met een snelle beweging uit je lijf en je voelt het koude staal uit je glijden en een allerkortste moment flitst er iets van waanzinnig wilde hoop door je heen van misschien is dit het wel en gaat hij nu weg en overleef ik het als ik 1-1-2 kan bellen ik kan hier toch niet dòòd gaan dat kan toch niet kan toch niet maar alles wordt gruwelijk snel ook weer totaal vermorzeld als je geest meedogenloos registreert hoe het koude staal opnieuw nietsontziend in je steekt en opnieuw in je steekt en opnieuw in je steekt en je hoort hem hijgen daar naast je als hij je nog eens steekt en paniek en horror en gillende schreeuwende scheurende pijn die alles verwoest dendert met oerkreten door je heen en nee en nee en nee en nee Je hart stopt. Je borstkas zwoegt zinloos spastisch heen en weer. Je darmen legen zich. Je geest scheurt zichzelf totaal uit elkaar als hij merkt dat hij de controle volledig kwijt is en binnen nu en een kwart seconde het lichaam en de hersens volledig zullen sterven en er helemaal niks is dat wie dan ook daar aan zou kunnen doen en dan is het zover en sterft alles en ben je dood

 

Maar het hoeft niet natuurlijk. Je kunt ook gewoon naar huis gaan en lekker soep maken. Want, ja, het kàn toch helemaal niet? Dood, en zo? Welnee. Is ook allemaal onzin. Ga maar lekker soep maken.

 

:)

 

Soms gaat het tè hard. Soms ga ik harder dan het universum en verschijnen er scheuren en barstjes in de werkelijkheid. Dan gebeuren er vreemde dingen.

 

Opeens is daar in de tuin van de huurbaas een duif. Vliegt niet meer en heeft achter op zijn kop een nare wond, aangekoekt bloed en weggepikte veren. Hij is een beetje in de war, deze arme duif. Hij valt het tuinset van de huurbaas aan, evenals een stuk plastic dat even verderop ligt. Soms loopt hij wat om zich heen te kijken en draait zich dan opeens snel om naar niets, bijna alsof hij paranoïde wanen heeft. Ik was deze week bezig met knutselen in de tuin van de huurbaas, dus ik leerde deze verwarde duif elke dag wat beter kennen. Vreemd genoeg voelde hij zich blijkbaar op zijn gemak bij mij in de buurt, want ondanks dat ik vaak met elektrische apparaten bezig was, kwam hij steeds dichterbij. Op de derde dag, terwijl ik lustig aan het werk was, was hij opeens boven op mijn schoen geklommen. Ik hield op met bezig zijn en keek toe. De duif keek even omhoog naar mij, toen weer om zich heen, besloot dat hij daar wel goed zat en begon in mijn broekspijp te pikken.

 

Hij paste prima in de prachtige tuin van de huurbaas, waar ook al kippen en ganzen rondscharrelden. Die vogels lieten hem over het algemeen met rust, zodat de verwarde duif overdag maar wat met de kippen mee scharrelde en hun voer at. 's Nachts werd hij door de huurbaas in een leeg kippenhok gelegd, om te voorkomen dat een vos of marter er mee vandoor zou gaan. Een enkele keer, als er onder de kippen beroering ontstond om het een of ander, dan poogde de duif te vliegen: hij klapperde met zijn vleugels, fladderde een meter of twee de lucht in en landde dan weer onhandig, om dan maar weer enigszins berustend in zijn lot verder te gaan met scharrelen.

 

Gisteren tijdens een van mijn wandelingen lag in het hoge gras in de berm van de weg opeens ergens een jonge poes. Dood. Nog maar kort, aan haar nog steeds glanzende vacht te zien. Grijs-wit was ze, ik schat een maand of zeven, acht oud. Ik zag haar liggen en dacht: hè kijk, een slapende poes. Een fractie van een seconde later was er het besef dat zo'n jong dier hier nooit zo zou liggen, vlak naast een redelijk drukke plattelandsweg waar nu net nog een grote Jeep voorbij reed. Ik bukte en keek nog eens goed: nop, geen beweging. Voorzichtig raakte ik het dier even aan met de neus van mijn schoen, maar ze bleef stil liggen. Dood.

 

En dan ben ik, en waarschijnlijk de andere zes bewoners van dit prachtige oude pand die op dat moment ook thuis waren, nog aan iets verschrikkelijks ontsnapt deze week. Ik had truffeltjes gegeten die avond, dus ik was om twee uur 's nachts nog wakker. Ik stond/lag op het punt om te gaan slapen. Ik had de muziek en de laptop al uitgezet, de kaars uitgeblazen, de balkondeur even opengezet en weer dichtgemaakt. Ik lag op de bank nog wat na te dromen toen ik ergens achter mij een geritsel hoorde. Nu hoor ik dat hier wel vaker: prachtige oude panden, zeker als ze zoals dit zijn opgetrokken uit mergelstenen en houten balken en zachtjes rammelen bij elke langsrijdende vrachtauto; dit zijn huizen die spreken. De deur van de badkamer klemt in de winter harder dan in de zomer. Als ik in bed lig, als ik alles uit en dicht heb en het drie uur 's nachts is, dan kraakt het huis nog steeds. Af en toe. Dus ik hoorde geritsel. Regen, dacht ik eerst. Regendruppels en die oude dakgoten die hier boven bijna overal langs mijn kleine appartementje lopen willen nog wel eens ritselende geluidjes produceren. Ik lag op mijn bankje en probeerde in de verder stille nacht het geritsel te lokaliseren. Nu ik mijn aandacht er op richtte besloot mijn brein dat het meer leek op getrippel dan geritsel. Het had bijna iets ritmisch: krits-krits-krits, stil, krits-krits-krits, stil. Een muis, dacht ik? Ergens onder de houten vloer of in de oude spouwmuren? Mijn ietwat wazige focus verplaatste zich naar het nachtkastje, waar het getrippel vandaan leek te komen. Ik bleef in het halfdonker stil liggen kijken naar de hoek waar het nachtkastje en het gordijn van de balkondeur samenkwamen, verwachtend dat er elk moment een klein muisje langs zou schieten. Toen drongen er vanuit die schemerachtige hoek kleine lichtflitsjes tot me door. Huh, dacht mijn wazige geest, ben ik nu aan het hallucineren? Maar mijn geest schakelde en kwam tot de conclusie dat dit echt iets anders was, iets 'echt'. Ik ging overeind zitten, boog wat voorover en richtte mijn nu iets meer ontwaakte blik op die donkere hoek. Daar was het weer: kleine lichtblauw-witte vlekjes licht, knipperend vanonder het gordijn, die met het knipperen ook het geritsel produceerden: krits-krits-krits, stil. Wat de fuck? Ik stond op en trok het gordijn weg. Daar op de vloer lag een stekkerdoos op z'n zij. Zo'n verlengkabel-stekkerdoos, met er in geplugd drie stekkers: een van de tv die nog aan stond, een ander van de grote staande halogeen-lamp-met-dimmer die ook nog aan was, en via een tweede verlengkabel-stekkerdoos ook nog het surroundsysteem dat op stand-by stond en de elektrische kachel, die al de hele avond stond te loeien. Ik keek weer naar de stekkerdoos naast het nachtkastje. Krits-krits-krits, stil. En lichtvlekjes. Ik bukte me en wilde de stekkerdoos omdraaien, bedacht me en tikte er met mijn slipper tegen aan. De doos kantelde en liet me zijn onderkant zien. Daar was het geritsel en de lichtvlekjes: kleine blauwwitte gloeiend hete vonkjes die bijna ritmisch uit het binnenste van de stekkerdoos kwamen knetteren en al bezig waren zich door het zwart wegsmeltende plastic naar buiten te vreten. Fucking hel. De kabel van deze doos verdween achter het nachtkastje en de matras naar een stopcontact dat daar ergens begraven zat, daar kwam ik zo gauw niet bij. Kut! Ik tikte de doos nog eens om met mijn voet en bekeek de bovenkant. Ik zag geen blootliggend metaal of kabels en tikte met een snelle beweging even met mijn vinger tegen het plastic van de stekker van de kachel. Geen stroom, maar ik realiseerde me wel met schrik dat de stekker warm aanvoelde. Ik drukte met mijn beslipperde voet de stekkerdoos tegen de grond en probeerde de kachelstekker uit de stekkerdoos te trekken. Muurvast! Het geknetter aan de onderkant ging ondertussen rustig verder. Fuck it. Ik trok met zo min mogelijk niet te vermijden lawaai het nachtkastje en de matras aan de kant en trok de stekker van de overwerkte stekkerdoos uit het stopcontact dat daar in de muur zat. Onmiddellijk viel alles uit: de tv, de lamp, de kachel en het geritsel. Opeens was het stil en donker. En het stonk naar verbrand plastic.

 

Holy crap. Ik ging weer op de bank zitten. Ik stond weer op, zette de balkondeur open om die verbrande lucht eruit te laten en ging weer op de bank zitten. Mijn snel ontwakende geest liet nu volledig tot zich door dringen waar ik op het nippertje aan ontsnapt was. Brand door kortsluiting. Een klassiekere opstelling was bijna niet denkbaar: een oud pand met een krakkemikkige elektrische installatie, een idioot die daar vrolijk een hele berg apparatuur met drie verschillende verlengkabels op aansluit en dan die ene stekkerdoos naast het nachtkastje laat liggen, pal onder het gordijn. Dat lange smalle hoge gordijn dat naast de smalle hoge balkondeur hangt. De tòchtige smalle balkondeur. Ruim voldoende aanvoer van verse zuurstof. Ik had op Discovery Channel wel eens zo'n filmpje gezien van een proefopstelling waarin ze lieten zien hoe dat soort branden ontstaan en zich razendsnel verspreiden: zo'n kleine houten keet op een bedrijventerrein ergens die was ingericht als slaapkamer, aan èèn kant open. Naast het bed stond een prullenbak vol watten, met daarin, voor het experiment, een opengewerkte kabel die door een technicus even verderop van een vonk werd voorzien. Er knetterde iets wits, de vlam sloeg in de watten en letterlijk binnen twee minuten stond de hele keet in lichterlaaie. Gereedstaande brandweer erbij om het te blussen en een blije presentator die het publiek uitlegde dat het dus echt zò snel kon gaan. Dat flitste er allemaal door me heen terwijl ik daar in de donkere stille nacht met de deur open mijn verzameling nu als stukken donker en stil starende plastic en glazen schermen en ogen als een cockpit om me heen verzamelde apparatuur bekeek, van hun zoemende leven afgesloten door, alweer, het verbreken van een verbinding. Teveel. Het was gewoon teveel. Teveel power door een te dunne lijn. De ongebreidelde kracht van elektriciteit die zich, niet langer gebonden wetend door pogingen het met koper en plastic in de juiste banen te leiden, zich een weg naar de vlammende vrijheid wist te vreten. Of zoiets. Gewoon fucking brand. Nooit meegemaakt. Tot vandaag. Bijna dan. Sodeju zeg.

 

Nu drong er ook iets anders tot me door. Als ik vanavond geen truffels had gegeten was ik waarschijnlijk al een paar uur eerder gaan slapen. Met de kachel gewoon aan. Hadden de truffeltjes mijn leven gered?

 

:)

 

Goede reis en veel plezier, maar dat lukt wel, geloof ik. Je moet gewoon doorgaan, het gaat allemaal vanzelf.

 

:)

Link naar bericht
Deel via andere websites

Wederom ontzettend mooi geschreven! Het is veel tekst maar absoluut het lezen waard!

 

Met name dat stukje over de Maas en de jeugdherinneringen die je daar beschrijft heb ik met veel bewondering gelezen, ik kon het helemaal voor me zien en de gevoelens voelen die er mee gepaard gaan (althans, mijn interpretatie ervan natuurlijk), echt héél mooi!

 

Wat een bijzondere toevalligheid op het einde, gelukkig maar dat het zo goed afgelopen is. De paddo-goden waken over ons, psilocybine-gebruikers, lijkt het haast. ;)

Link naar bericht
Deel via andere websites

Bedankt voor deze toevoeging, zo zag ik het in grote mate ook voor me! :)

 

Afgelopen zomer heb ik zelf ook de Maas bezocht dus ik kan mij ook goed inleven in die beschrijving. De gedachten die je hierbij beschrijft vloeiden in (lichtere mate) ook door mij heen toen ik er zelf (nuchter) was. Prachtig inderdaad! Al zal het ongetwijfeld extra speciaal zijn als je er bent opgegroeid. Dat heb ik zelf ook als ik het historische Arnhem doorkruis. ;)

Link naar bericht
Deel via andere websites

Maak een account aan of meld je aan om een opmerking te plaatsen

Je moet lid zijn om een opmerking achter te kunnen laten

Account aanmaken

Maak een account aan in onze gemeenschap. Het is makkelijk!

Registreer een nieuw account

Aanmelden

Ben je al lid? Meld je hier aan.

Nu aanmelden