Een December-Vertelling


Recommended Posts

Door Simon van Doorn

 

Kom! Kom binnen, doe je jas uit en ga zitten. Trek een stoel bij, dicht bij de haard, het vuur brandt en knettert, het is hier lekker warm. Doe de deur goed dicht, als je wil, want het is maar guur buiten. Ga zitten, ga zitten, neem een drankje, daar staan wat hapjes, pak maar, er is genoeg. De kerstboom staat opgetuigd in de hoek, zijn lampjes verspreiden een warm en gezellig licht. Hoor, hoor je hoe de wind fluit, door de schoorsteen en om de hoeken van het huis? We krijgen vast wel storm vanavond. Gelukkig is hier binnen alles aanwezig voor een mooie avond. Het huis is lekker warm en goed verlicht, alles is veilig. Ga lekker zitten, leg je voeten op tafel, en laat me je een verhaal vertellen.

 

***

 

Daar liep Timmy. Timmy had de hele dag hard gewerkt in de fabriek, en was op weg naar huis. Hij klemde zijn broodtrommeltje onder zijn arm en stapte stevig voort. Er waaide een gure wind door zijn dunne jasje en hij rilde. Het was maar koud, op deze klassieke decemberavond. Zijn vingers deden nog pijn van het de hele dag schroeven en bouten aandraaien in de fabriek, maar hij had tenminste weer wat centen verdiend voor moeder de vrouw en Anneliesje, zijn lieve kleine zusje. Hij stapte dapper voort door de snijdende wind. Morgen was zijn negende verjaardag, dacht hij blij.

 

Timmy liep de straat in waar hij woonde, nog vrolijk dromend over zijn verjaardagstaart voor morgen, toen hij een kabaal opmerkte. Hij keek op. Wat hij zag wilde hij eerst niet geloven. Zijn huis stond in lichterlaaie. Metershoge vlammen sloegen uit het dak, de ramen, de schoorsteen zelfs. Dikke zwarte rookwolken kolkten woest en torenhoog boven het huis uit, striemende vonken met zich mee jagend. Op een afstandje, zo halverwege de straat, stond een groepje mensen verzameld. Timmy bleef als versteend staan. Zijn lunchtrommeltje viel uit zijn hand en kletterde op straat. Uit het groepje mensen maakte zich iemand los en kwam op Timmy aflopen. Het was Snorbaard, de wijkagent. Timmy zakte door zijn knieën. Zijn grote bruine ogen trilden en welden vol tranen.

“Mama...?â€

Snorbaard was bij hem en liet een hand op zijn schouder vallen.

“Het... het spijt me, jongen... er is... er is niets meer van ze over...†sprak Snorbaard. Zijn stem klonk verstikt en moeizaam. “Het spijt me, jongen...†zei hij nog eens.

Timmy zat op zijn knieën op het koude asfalt. Zijn armen hingen zinloos langs hem. Zijn hoofd hing een beetje schuin op zijn nek, zijn grote ogen staarden nietsziend voor zich uit. Zijn lunchtrommel, met een afbeelding van een vrolijke paarse dinosaurus, lag naast hem.

 

Timmy ging aan de heroïne. Dat kun je 'm natuurlijk niet kwalijk nemen. Hij heeft zijn moeder en zijn lieve jonge zusje voor zijn ogen in vlammen zien opgaan, dus dan kan ik me een verslavingkje of twee, drie wel voorstellen. Om dat gruwelijke aan zijn ziel vretende trauma een beetje te dempen, snap je?

 

Jaren later vinden we Timmy terug in de goot. Letterlijk. Ergens in een grote smerige anonieme stad ligt Timmy in een steegje, achter een container, tussen een stapel beschimmelde dozen, lege wijnflessen, gebruikte injectienaalden en uitwerpselen te slapen. Nou ja, bewusteloos te zijn. Hij is inmiddels 32, en al 23 jaar verslaafd aan heroïne en alcohol, en verder alles wat hij maar aan middelen te pakken kan krijgen. Hij verdient zijn geld door zich regelmatig te laten nemen in allerlei openingen, door dames en heren van een wel zeer divers pluimage. Zijn lijf is graatmager en voorzien van een scala aan etterende wonden en zweren, evenals diverse ziektes en aandoeningen. Dat hij nog leeft is een medisch mirakel. Op het moment dat wij hem terug vinden is het zeventien minuten over drie 's nachts, en Timmy wordt juist wakker, of hoe je ontwaken uit iets wat verdacht veel op een coma begon te lijken ook wil noemen.

 

Zijn rechteroog opende voor een kwart of zo, maar zijn linkeroog zat dichtgeplakt met korsten en andere aangekoekte smurrie. Hij trok wat harder aan dat ooglid, de korstjes braken met een knisperend geluidje en ook dat oog opende zich eindelijk, een beetje. Huh? Wat? Hij trok zijn hoofd op, maar merkte dat het ergens aan vastzat. Wat de fuck...? Nu moest hij dus zijn arm, die nu nog naast hem lag te slapen, wakker gaan maken en opdracht geven zich daar naar boven te bewegen en gaan voelen waar zijn haar aan vast zat. Kut. Timmy legde zijn hoofd terug in iets dat zowel vochtig als warm en zacht aanvoelde. Fuck it, dacht hij. Kan straks ook nog wel. Ik ga nog wat slape... Die laatste gedachte kon hij niet helemaal afmaken, want opeens verscheen er in het steegje een licht. Aan de overkant, tussen stapels door ratten aangevreten vuilniszakken, lege bierblikken en een onnoembare soep van modder, kots en stront, verscheen een kabouter. Een klein rond bolletje licht, niet veel groter dan een tennisbal, danste en zoemde even elektrisch boven die smurrie, zei toen 'poef' en was verdwenen. In plaats ervan stond kabouter Pim. Rooie puntmuts, wit baardje, helemaal compleet. Met zijn kleine bonte laarsjes stond hij enkeldiep in dat dampende moeras van schuim en soep. Maaien en strontvliegen en kakkerlakken en pissebedden kropen in een gore orgie van wriemelende poten en slijmerige lijfjes over elkaar en over zijn laarsjes heen. Kabouter Pim keek omlaag en vloekte hartgrondig.

“Godskolere! Wat is dìt voor smerige... Godsamme!â€

Hij trok eerst zijn linkervoetje op, toen zijn rechter en stond even wat onhandig heen en weer te dansen, waardoor grote druppels van dat gore vocht recht in zijn openstaande mond vlogen, en hield toen op met springen. Hij bukte zich voorover en braakte, kotste zijn darmen eruit, zo leek het wel. Diepe huigende ademhalingen vanuit zijn middenrif pompten het gif met krampachtige en pijnlijke bewegingen uit zijn lijf, tot hij alleen nog maar gal stond te spugen. Toen eindelijk alles uitgekotst leek te zijn, boog kabouter Pim zich nahijgend nog eens voorover, legde zijn arm als steun op een naast hem gelegen heroïne-spuit, en boog zijn hoofd. Zijn muts viel half over zijn gezicht en hij sloeg hem met een vermoeid gebaar weer achterover.

“Sodeju†zo bracht hij hijgend uit. “Was me dat godverdomme smerig zeg!â€

Hij veegde met de witte mouw van zijn rode jasje de laatste resten braaksel uit zijn baard. Hij miste nog wat klonterige stukjes hier en daar, maar die zou hij later wel weer tegen komen. Hij ging rechtop staan, legde zijn handjes in zijn rug en strekte zijn bolle buikje eens vooruit. Heel zijn elf centimeter hoge lijfje kraakte even.

“Zo, dat is beter†mompelde hij en draaide zich om. “Eens even kijken waarom ik hier ben†sprak hij, en keek om zich heen. Daar zag hij Timmy liggen en hij knikte.

“Drie wensen dus†zo zei hij tegen zichzelf, “drie wensen zullen het zijn.â€

Hij stak met kleine parmantige stapjes het steegje over en liep naar Timmy's gezicht, dat nu boven hem uittorende, en keek omhoog.

“Timmy? Ik ben Pim, de kabouter, en je mag drie wensen doen!â€

Timmy reutelde wat.

'Shit', dacht Pim. Hij keek weer omhoog.

“Timmy?†riep hij, wat harder nu. “Timmy? Ik ben PIM!â€

Timmy reutelde nog eens, wat langzamer nu.

'Het zal toch niet wèèr...' dacht kabouter Pim verschrikt, 'mijn baas maakt me àf...' en begon harder te roepen. Hij begon nu ook driftig met zijn kleine bonte laarsjes tegen Timmy's wang en oogbol te schoppen, alles in een poging die arme Timmy een beetje bij z'n bewustzijn te krijgen. Of wat daar nog van over was.

“Timmyyyyyy....!!†brulde Pim, en ging met twee handjes aan Timmy's ooglid hangen, pogend het open te krijgen. Noppes. Pim sprong weer op de grond. Wanhopig greep hij een injectienaald die naast hem lag en ramde die in Timmy's oog. Timmy's lijf stuipte even, zijn schouders trokken op, zijn darmen leegden een laatste restje vochtig dun spul, en hij ging dood.

'Kut', dacht kabouter Pim.

 

Kabouter Pim zat op een lucifersdoosje. Zijn beentjes bungelden over de rand. Zijn schouders wat voorover gezakt over zijn bolle lijfje, zijn muts met het witte bolletje aan het einde hing futloos en slap op zijn rug. In zijn linkerhand hield hij een klein flesje whiskey, in zijn rechter een piepkleine joint. Hij nam een teugje uit het flesje en een hijsje van het jointje.

'Kut' dacht hij nog eens. 'Weer een lijk. Ben ik weer te laat. Dat gebeurde verdomme gister ook al. En vorige week... Ik moet echt minder zuipen... wat minder drugs misschien ook wel...' De gedachten rolden vermoeid door hem heen. Het waren oude gedachten, dat wist hij ook wel. Versleten gedachten. Kunnen gedachten versleten zijn? Wat een rare... gedachte. Ik ben verdomme zo stoned als een garnaal, dacht kabouter Pim. Hij stak het flesje whiskey onder zijn riem en schoot de peuk van de joint weg met een knip van zijn vingers. Hij sprong van het lucifersdoosje af en klopte wat stof en kots van zijn benen. Hij rekte zich nog maar eens uit en keek om zich heen. Naast hem lag het nu al wegrottende lijk van arme Timmy te dampen. Voor hem uit scheen wat meer licht. Kabouter Pim draaide zich om en liep voorzichtig naar de uitgang van de steeg. Bij het hoekje aangekomen legde hij twee handjes op het randje van de muur en keek er omheen. Een lege straat strekte zich voor hem uit. Aan beide zijden stonden huizen. Voortuintjes hadden ze ook, maar veel stelden ze niet voor. De meeste werden gebruikt om autobanden, kapotte fietsen, lege kratten bier en pallets uit te stallen. Pallets, ja. Dan lijkt het meer rotzooi. Op straat stonden een paar auto's geparkeerd. Een ervan stond op blokken. Zijn wielen ontbraken, evenals de ruiten en het grootste deel van het interieur. Van de lantaarnpalen brandde hooguit een derde deel. Krantenpapier en andere rotzooi waaide naargeestig door de lege donkere straat.

'Achterbuurt' dacht kabouter Pim. 'Beetje voorzichtig zijn...' Hij zette twee stapjes de ongelijke stoep op, toen een stem achter hem hem deed bevriezen.

“Krijg nou wat! Een kabouter! Fucking fabelachtig!â€

Kabouter Pim draaide zich voorzichtig en met opgetrokken schouders om en keek omhoog. Boven hem uit torende een man. Hij was gekleed in een spijkerbroek, een donkere trui en een lange blauwe jas, die open langs hem neer viel. Hij stond niet geheel vast op zijn mijlenlange benen te zwalken, en zijn hoofd, voor kabouter Pim wel zo groot als de maan, deinde met zijn vochtige bloeddoorlopen en wat uitpuilende ogen als een ballon tussen zijn schouders, pogend focus te vinden.

“Een gabouder...†kwijlde de man, leunde met een hand tegen een lantaarnpaal en liet de andere zwalkend naar beneden hangen, half en half wijzend naar waar kabouter Pim ongeveer stond.

'Verrek' dacht Pim, 'dit zou wel eens...' en er verscheen een glimlach op zijn gezicht.

“Ja†zei hij tegen het grote wezen boven hem, en hij stak zijn handjes in de lucht. Met een snelle beweging van zijn arm zette hij zijn muts op en stak een beentje naar voren, nam zijn muts weer af en maakte een buiging. Hij kwam overeind, zette zijn mutsje weer op en zei: “Kabouter Pim, met uw welbevinden, mijn waarde heer! En gij moogt drie wensen doen!â€

“Bwa... drie wensen...†balkte de man, en strekte een wijsvinger naar Pim, nog steeds half hangend tegen de lantaarnpaal.

“Jawel!†sprak kabouter Pim, “drie wensen zullen het zijn! Roept u maar!â€

“Okee!†riep de man. “Doe mij dan maar een ego zo groot als een fucking walvis, enne... dat ik zoveel druKs mag gebruiken dat ik verdomme pratende kabouters hallucineer, enne... even denken... o ja! Doe maar ook maar... hoe zeg ik dat een beetje netjes... doe me ook maar wat meer centimeters, zeg maar, daar beneden, weet je wel, want wat zich daar nu bevindt, dat is echt om te janken...â€

'Wat een egoïstisch stuk vreten' dacht kabouter Pim, 'die denkt verdomme alleen maar aan zichzelf...' Maar, zo dacht Pim: 'fuck it, drie wensen zijn drie wensen...'

“Deal!†zo riep hij opgewekt. “Simsalabim, en zo...†en hij zwaaide wat vermoeid met zijn handjes.

“Okee dan!†riep de man, probeerde buide duimen op te steken naar kabouter Pim, vergat dat hij met èèn van die armen tegen de paal geleund stond en klapte achterover. Pim kon nog net op tijd aan de kant springen om de neerkomende arm van de man te ontwijken.

“Okèè, inderdaad†mompelde Pim. Maar hij was van zijn drie wensen verlost. Dat was het belangrijkste.

“Zeg kerel†zei hij tegen de man, die nu naast hem bijna lag te slapen, “hoe heet je eigenlijk?â€

“Simon†mompelde de man, “Simon van Doorn.â€

 

***

 

Fijne feestdagen.

 

:)

Link naar bericht
Deel via andere websites

Maak een account aan of meld je aan om een opmerking te plaatsen

Je moet lid zijn om een opmerking achter te kunnen laten

Account aanmaken

Maak een account aan in onze gemeenschap. Het is makkelijk!

Registreer een nieuw account

Aanmelden

Ben je al lid? Meld je hier aan.

Nu aanmelden